ECLI:NL:GHDHA:2020:358

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
200.248.806
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte: geschil over terugbetaling waarborgsom en verrekening verwarmingskosten

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [naam] B.V. (hierna: [appellant]) en Wijnplaza.com B.V. (hierna: Wijnplaza) over de terugbetaling van een waarborgsom van € 3.503 die door Wijnplaza was betaald bij de huur van bedrijfsruimte. De huurovereenkomst eindigde op 1 maart 2018, maar [appellant] heeft de waarborgsom niet teruggestort. Wijnplaza heeft in eerste aanleg gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de waarborgsom, met rente en kosten. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, maar [appellant] is in hoger beroep gegaan.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de kantonrechter ten onrechte de waarborgsom heeft toegewezen, en dat er een afspraak was dat de waarborgsom pas zes maanden na het einde van de huurovereenkomst zou worden terugbetaald. Wijnplaza heeft echter betwist dat er een dergelijke afspraak was en heeft een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat de waarborgsom op de dag van oplevering van de bedrijfsruimte terugbetaald zou worden. Het hof oordeelt dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de waarborgsom later terugbetaald zou moeten worden.

Daarnaast heeft [appellant] aangevoerd dat er nog kosten voor verwarming zijn die verrekend moeten worden met de waarborgsom. Het hof oordeelt dat [appellant] ook hier niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling dat Wijnplaza deze kosten verschuldigd is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de grieven van [appellant] af. [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.248.806/01
Zaaknummer rechtbank : 6869616 RL EXPL 18-8920
arrest van 25 februari 2020
in de zaak van
[naam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M. de Bluts te Zoetermeer,
tegen
Wijnplaza.com B.V.,
gevestigd te Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Wijnplaza,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het procesdossier van de eerste aanleg
  • het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 25 juli 2018
  • de dagvaarding in hoger beroep van 24 oktober 2018, met daarin de tegen het vonnis gerichte grieven.
1.2.
Tegen Wijnplaza is verstek verleend. [appellant] heeft de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1.
In hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan. Wijnplaza heeft van [appellant] bedrijfsruimte gehuurd met ingang van 16 mei 2017. Wijnplaza heeft in dat verband een waarborgsom van € 3.503 aan [appellant] betaald. De huurovereenkomst is in onderling overleg geëindigd per 1 maart 2018. Wijnplaza heeft de bedrijfsruimte die dag opgeleverd. [appellant] heeft de waarborgsom niet teruggestort.
2.2.
Wijnplaza heeft in eerste aanleg gevorderd - voor zover hier van belang - dat [appellant] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de waarborgsom van € 3.503, met rente en kosten.
2.3.
De kantonrechter heeft de vordering voor de waarborgsom van € 3.503 toegewezen, met wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de datum van verzuim. Daarnaast heeft zij een bedrag van € 475,30 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft daarbij het volgende overwogen:
  • [appellant] erkent dat zij de waarborgsom nog dient te voldoen, maar heeft aangevoerd dat zij nog niet in verzuim verkeert omdat partijen zijn overeengekomen dat de waarborgsom pas zes maanden na het eindigen van de huurovereenkomst moet worden terugbetaald. Wijnplaza heeft dat betwist en stelt dat partijen zijn overeengekomen dat de waarborgsom binnen één dag op de rekening zou staan. Volgens de kantonrechter heeft [appellant] haar stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting door Wijnplaza, onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [appellant] gelegen om documenten over te leggen waaruit de door haar gestelde afspraak blijkt. Dit heeft zij nagelaten. Dit leidt ertoe dat het verweer op dit punt wordt verworpen.
  • Daarnaast voert [appellant] aan dat zij de borg pas zal terugbetalen wanneer zij de opgave van de verwarmingskosten binnen heeft en deze kosten met de borg kunnen worden verrekend. De kantonrechter begrijpt dat [appellant] hiermee een beroep doet op opschorting. Zij verwerpt dat beroep vanwege het volgende. Wijnplaza heeft gemotiveerd betwist dat de verwarmingskosten voor haar rekening komen en [appellant] heeft daarop niet nader onderbouwd dat dat wel zo is. Bovendien heeft Wijnplaza betwist dat er verwarmingskosten zijn gemaakt en [appellant] heeft niet onderbouwd dat deze kosten wel zijn gemaakt.
2.4.
[appellant] is tegen deze beslissing in hoger beroep gekomen en eist dat het hof de vorderingen alsnog geheel afwijst. [appellant] betoogt kort gezegd dat het bedrag van de waarborgsom ten onrechte is toegewezen (grief 1) en dat daarom ook toekenning van de buitengerechtelijke incassokosten, de rente en de proceskostenveroordeling onterecht zijn (grief 2).
2.5.
[appellant] heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd. De Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte ex artikel 7:230a BW, ROZ model 2015, maken deel uit van de huurovereenkomst. Artikel 24.4 van deze algemene bepalingen houdt in dat de waarborgsom binnen zes maanden na het einde van de huurovereenkomst dient te worden gerestitueerd. [appellant] betwist dat partijen een andere afspraak hebben gemaakt over de terugbetaling van de waarborgsom. De huurovereenkomst is geëindigd op 1 maart 2018. Dat betekent dat [appellant] op de datum van het vonnis van 15 juli 2018 nog niet in verzuim verkeerde.
2.6.
Wijnplaza heeft in eerste aanleg betoogd dat zij met [appellant] ten tijde van de gesprekken over de beëindiging van de huurovereenkomst een nadere afspraak heeft gemaakt over de terugbetaling van de waarborgsom. Wijnplaza heeft zich daarbij beroepen op een e-mail van [appellant] aan [X] van Wijnplaza van 9 februari 2018, inhoudend:
“Hallo [X], We hebben de volgende afspraken gemaakt. (…) Op 1-3-2018 neem ik het pand terug uit de verhuur aan jou. Het huurcontract is hiermee beëindig[d] op 1-3-2018. Om 9:00u is het pand leeg en kunnen we een verslag opmaken van de oplevering. Is alles in orde betaal ik de borg die dag nog via de bank.”. Volgens Wijnplaza staat vast dat zij de bedrijfsruimte heeft opgeleverd op 1 maart 2018, met als gevolg dat [appellant] verplicht was op die dag de waarborgsom terug te boeken.
2.7.
Het hof overweegt dat het op de weg van [appellant] had gelegen om, gelet op deze onderbouwde stelling van Wijnplaza, gemotiveerd te weerspreken dat deze afspraak op 9 februari 2018 is gemaakt, of gemotiveerd te stellen dat [appellant] deze afspraak niet hoefde na te komen. Dat heeft [appellant] niet gedaan. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen - nog daargelaten dat [appellant] in hoger beroep op dit punt geen voldoende concreet bewijsaanbod heeft gedaan. Dat betekent dat deze afspraak over terugbetaling van de waarborgsom, die van latere datum is dan de afspraken die zijn gemaakt ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst, tussen partijen geldt en dat [appellant] dus verplicht was om de waarborgsom op 1 maart 2018 terug te boeken. Het bezwaar van [appellant] gaat dus niet op.
2.8.
Wat betreft de verwarmingskosten voert [appellant] aan dat de rechtbank heeft miskend dat artikel 14 van de huurovereenkomst bepaalt dat de kosten van verwarming separaat door de verhuurder worden doorbelast. [appellant] merkt verder op dat hij in hoger beroep geen beroep doet op het recht op opschorting, maar dat hij “volstaat met de opmerking dat de contractuele verwarmingskosten door Wijnplaza verschuldigd zijn”.
2.9.
Voor zover de stellingname van [appellant] zo moet worden begrepen dat zij nog steeds een beroep doet op verrekening in de zin van 6:127 BW, geldt dat dat niet opgaat, reeds omdat [appellant] (zo’n anderhalf jaar nadat de huurovereenkomst is geëindigd) nog steeds geen bedrag noemt dat Wijnplaza nog verschuldigd zou zijn voor verwarmingskosten. De kwestie van de verwarmingskosten kan - wat er verder ook van zij - er dus niet toe leiden dat in deze procedure moet worden geoordeeld dat de waarborgsom niet moet worden terugbetaald.
2.10.
Omdat is geoordeeld dat [appellant] de waarborgsom (op 1 maart 2018) diende terug te betalen faalt ook het bezwaar van [appellant] tegen toewijzing van de rente en buitengerechtelijke kosten.
2.11.
De slotsom is dat de grieven van [appellant] falen en dat het vonnis zal worden bekrachtigd.
2.12.
[appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure in hoger beroep zelf te dragen.

3.De beslissing

Het hof
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 25 juli 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. H.J.M. Burg, M.A.F. Tan-de Sonnaville en M.P.J. Ruijpers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.