ECLI:NL:GHDHA:2020:2931
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- A.E.A.M. van Waesberghe
- H.P.Ch. van Dijk
- C.H.M. Royakkers
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding voor vreemdeling met inreisverbod en voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een vreemdeling, geboren in Irak, die om schadevergoeding vroeg op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker had eerder een gevangenisstraf van drie maanden gekregen, waarvan één maand voorwaardelijk, omdat hij als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef. Dit vonnis was op 20 juni 2019 door het hof vernietigd, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was verklaard in de strafvervolging. De verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 4.850,- voor het ondergane voorarrest, dat hij had doorgebracht in voorlopige hechtenis van 3 januari 2016 tot 3 maart 2016.
De raadkamer van het hof heeft het verzoek op 3 december 2020 behandeld, waarbij de advocaat van de verzoeker, mr. N. Tanoglu, en de advocaat-generaal, mr. L.H.M. Jager-Huiskens, aanwezig waren. De verzoeker zelf was niet verschenen. De advocaat-generaal concludeerde tot afwijzing van het verzoek, omdat er volgens haar geen gronden van billijkheid aanwezig waren.
Het hof overwoog dat de verzoeker op de hoogte was van zijn status als ongewenst vreemdeling en dat hij zich bewust was van de gevolgen van zijn verblijf in Nederland. De verzoeker had herhaaldelijk de aanzegging tot vertrek genegeerd en was in voorlopige hechtenis genomen op basis van verdenking van gekwalificeerd illegaal verblijf. Het hof concludeerde dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van schadevergoeding en wees het verzoek af. De beschikking werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.