ECLI:NL:GHDHA:2020:2929

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
2200476019
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van verdachte in strafzaak van schuldwitwassen van crimineel geld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren te Spijkenisse, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder oplichting en schuldwitwassen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte, dat onbeperkt was ingesteld, voor een deel niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen hoger beroep openstond tegen de vrijspraak van een van de feiten. Het hof heeft zich vervolgens gebogen over de bewezenverklaring van het tweede feit, waarbij de verdachte werd beschuldigd van schuldwitwassen van een bedrag van € 19.008,42, dat afkomstig was uit een misdrijf. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan dit feit, omdat zij wist dat het geld van misdrijf afkomstig was en dit niet had gerapporteerd aan haar bank. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade had geleden, toegewezen tot het bedrag van € 19.008,42, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en oordeelde dat de opgelegde straffen onvoldoende recht deden aan de ernst van de zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004760-19
Parketnummer: 09-160334-18
Datum uitspraak: 8 december 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 21 augustus 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te Spijkenisse op [geboortedatum],
adres: [adres verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte en namens de benadeelde partij [naam aangever] naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1. en het onder 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair
25 dagen vervangende hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van feit 3.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
een of meerdere (onbekend) gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 21 juni 2017 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [naam aangever] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 19.008,42 euro, in elk geval van enig goed, immers heeft/hebben verdachte’s onbekend gebleven mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- een valse/vervalste factuur aan die [aangever] gestuurd met daarin een foutief bankrekeningnummer (rekeningnummer)
waardoor die bovengenoemde persoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met
21 juni 2017 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het aan deze (onbekend gebleven) perso(o)n(en) afstaan van een bankpas en/of bijbehorende pincode en/of
- het ter beschikking stellen van een bankrekening (rekeningnummer);
2.
zij, op of omstreeks 21 juni 2017 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer in totaal 19.008,42 euro,
althans een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere (onbekend) gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 21 juni 2017 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, een of meerdere voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer van in totaal 19.008,42 euro, althans een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl deze bovengenoemde perso(o)n(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 21 juni 2017 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het aan deze (onbekend gebleven) perso(o)n(en) afstaan van een bankpas en/of bijbehorende pincode en/of
- het ter beschikking stellen van een bankrekening
(rekeningnummer).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof niet bewezen het voor een bewezenverklaring van dit feit vereiste opzet van de verdachte op de in de tenlastelegging omschreven oplichting, zulks ten tijde van het door de verdachte aan een ander afstaan van haar bankpas met bijbehorende pincode en/of het aan deze persoon ter beschikking stellen van haar bankrekening.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2 primair:
zij, op of omstreeks 21 juni 2017 te
's-Gravenhage en/ofRotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere voorwerpen, te weteneen of meer geldbedragen van in totaal ongeveer in totaal 19.008,42 euro,
althans een hoeveelheid geld,heeft
verworven,voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet
, en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl zij
wist, althansredelijkerwijs moest vermoeden dat
dat voorwerphet geldgeheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

schuldwitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van ruim negentienduizend euro. Door het witwassen van crimineel geld wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en de integriteit van het financieel en economisch verkeer ontwricht. De verdachte heeft zich daar niet door laten weerhouden en heeft daarbij slechts oog gehad voor haar eigen geldelijk gewin.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte, die wist van wie en van welke bankrekening het op haar bankrekening gestorte geldbedrag afkomstig was, die wist onder welke omstandigheden dat had plaatsgevonden en die op die grond – terecht – twijfelde aan de legale herkomst van het geld, heeft nagelaten om daarnaar te informeren bij haar bank. Dit terwijl dat wel op haar weg had gelegen, waarna zij het geld eenvoudig naar de rechtmatige eigenaar had kunnen overmaken. Zelfs heeft zij nagelaten het geld in afwachting daarvan te bewaren. Daarentegen heeft de verdachte het geld verder buiten bereik van de rechtmatige eigenaar gebracht door het over te maken naar andere rekeningen en/of anderszins naar eigen believen en grotendeels te eigen bate aan te wenden. Dit valt de verdachte bijzonder kwalijk te nemen.
Het hof heeft voorts in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte al eens onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een vermogensdelict. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen. De in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde straf doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het feit. De voorwaardelijke gevangenisstraf strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 19.008,42, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft bevestiging van het vonnis gevorderd en daarmee impliciet geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezenverklaarde. Het hof overweegt in dit verband dat de verdachte wist van wie en van welke bankrekening het geld afkomstig was en dat zij redelijkerwijs had moeten vermoeden, hetgeen zij ook deed, dat dit geld van misdrijf afkomstig was. Naar het oordeel van het hof had het, zoals hiervoor overwogen, onder deze omstandigheden op de weg van de verdachte gelegen om daarnaar te informeren bij haar bank en vervolgens om het geld terug te storten naar de rechtmatige eigenaar – te weten de benadeelde partij -, althans om het geld in elk geval in afwachting daarvan voor deze te bewaren. De verdachte heeft dit alles echter nagelaten en heeft in plaats daarvan op de bewezenverklaarde wijze het geld overgemaakt naar andere rekeningen en/of anderszins bewust naar eigen believen en grotendeels te eigen bate aangewend, waardoor zij het geldbedrag verder buiten bereik van de benadeelde partij heeft gebracht. Het hof is van oordeel dat de verdachte aldus door het bewezenverklaarde handelen onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij, als gevolg waarvan de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden tot een beloop van het gevorderde bedrag. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 19.008,42 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 19.008,42 (negentienduizend acht euro en tweeënveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 19.008,42 (negentienduizend acht euro en tweeënveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
130 (honderddertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 juni 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A. Pit,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. A.M. Hol,
in bijzijn van de griffier mr. T.A. van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2020.
Mr. A.M. Hol is buiten staat dit arrest te ondertekenen.