In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1975 en thans gedetineerd in de PI Rotterdam, was eerder veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor poging tot doodslag. De verdachte had op 6 mei 2019 in Rotterdam met een vuurwapen geschoten op een auto waarin twee inzittenden zaten, met de intentie hen van het leven te beroven. De verdachte stelde dat hij handelde uit noodweer, omdat hij zich bedreigd voelde door de inzittenden van de auto, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in een situatie verkeerde van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat zijn handelen als aanvallend moest worden gekwalificeerd. De verdachte had zijn auto stilgezet, was uitgestapt en had meermalen geschoten, wat een groot gevaar voor omstanders met zich meebracht. Het hof achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, hoger dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral gezien de locatie van het schietincident nabij een scholencomplex.