ECLI:NL:GHDHA:2020:2875
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- C.J. Verduyn
- O.A. Schreuder
- F.R. Salomons
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen vaststelling griffierecht op basis van inkomensverklaring
In deze beschikking van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 10 november 2020, wordt het verzet van verzoeker tegen de vaststelling van het griffierecht behandeld. Verzoeker, wonende in België en vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Loonstein, heeft verzet aangetekend op grond van artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). Hij betwist de hoogte van het griffierecht dat hem in rekening is gebracht in een eerdere procedure, waarbij hij een bedrag van € 1.684,- moest betalen. Verzoeker heeft bij brief van 14 januari 2020, vergezeld van een inkomensverklaring van 11 augustus 2017, verzocht om het griffierecht vast te stellen op het tarief voor onvermogenden. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder inkomensverklaringen en correspondentie tussen verzoeker en de griffier.
Het hof overweegt dat de inkomensverklaringen te laat zijn ingediend, aangezien deze pas na de heffing van het griffierecht zijn overgelegd. De griffier heeft gemotiveerd verweer gevoerd en het hof concludeert dat verzoeker niet tijdig een actuele inkomensverklaring heeft aangevraagd, wat hem redelijkerwijs had kunnen worden toegerekend. Het hof oordeelt dat de griffier terecht geen aanleiding heeft gezien om het griffierecht te verlagen op basis van de later ingediende inkomensverklaringen. Het verzet van verzoeker wordt ongegrond verklaard, en de beschikking is gegeven in aanwezigheid van de griffier.