ECLI:NL:GHDHA:2020:2749

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
2200036419
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geslaagd beroep op vrijwillige terugtred bij voorbereidingshandelingen in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1998, was in eerste aanleg ontslagen van alle rechtsvervolging voor het onder 1 tenlastegelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 123 dagen voor het onder 2 tenlastegelegde. De advocaat-generaal stelde hoger beroep in tegen dit vonnis. De tenlastelegging betrof de voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade van een persoon, waarbij de verdachte een vuurwapen had verworven en voorhanden had gehad. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet in staat was het misdrijf te voltooien, omdat hij het beoogde slachtoffer niet aantrof en uiteindelijk afstand deed van zijn plan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich op 3 oktober 2018 bij de politie meldde en aangaf dat hij iemand wilde neerschieten, wat leidde tot zijn aanhouding. Het hof concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was voor feit 1, omdat het misdrijf niet was voltooid door omstandigheden van zijn wil afhankelijk. Voor feit 2 werd de verdachte wel strafbaar verklaard, en het hof legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest. Het hof besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen alarmpistool.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000364-19
Parketnummer: 09-818052-18
Datum uitspraak: 23 december 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het
onder 1 tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 123 dagen, met aftrek, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in de bestreden uitspraak. Voorts is een beslissing genomen omtrent het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, een en ander zoals verwoord in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2018 te Delft, althans in Nederland ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord of doodslag of zware mishandeling met voorbedachten rade of zware mishandeling (op/van [betrokkene]), als bedoeld in artikel 289 of 287 of 303 of 302 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een vuurwapen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 02 oktober tot en met 03 oktober 2018 te Delft: - een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gas/alarmpistool, van het merk BBM, model Bruni model 92, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of - munitie van categorie III, te weten, vijf, althans een (aantal) (omgebouwde) knalpatronen, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van
12 maanden, met aftrek, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van feit 1 gevorderd dat de verdachte, conform de beslissing van de rechtbank in eerste aanleg, zal worden veroordeeld ter zake van de voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade van [betrokkene] en dat de verdachte derhalve niet zal worden veroordeeld ter zake de voorbereiding van moord of doodslag op [betrokkene].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2018 te Delft ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling met voorbedachten rade van [betrokkene], als bedoeld in artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een vuurwapen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 02 oktober tot en met 03 oktober 2018 te Delft: - een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gas/alarmpistool, van het merk BBM, model Bruni model 92, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en - munitie van categorie III, te weten, vijfomgebouwde knalpatronen, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

Strafbaarheid van de verdachte
Beroep op vrijwillige terugtred ten aanzien van feit 1
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de door de raadsman overgelegde pleitaantekeningen, bepleit dat aan de verdachte een beroep op ontslag van alle rechtsvervolging toekomt, nu sprake is van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht luidt: voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
Of gedragingen van de verdachte in dit verband toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval.
In de onderhavige zaak staat niet ter discussie dat het voorgenomen misdrijf niet is uitgevoerd. De vraag die voorligt is, of het aannemelijk is geworden dat dat misdrijf - zware mishandeling met voorbedachten rade - niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk.
De verdachte heeft, voor zover hier relevant, consistent het navolgende verklaard. In het verleden bezaten de ouders van de verdachte een snackbar. Een werknemer van de snackbar, [betrokkene], heeft zijn ouders jarenlang bestolen. De verdachte was om die reden al geruime tijd boos op [betrokkene]. Op 1 of 2 oktober 2018 heeft hij het idee opgevat om [betrokkene] (alsnog) “terug te pakken” voor hetgeen hij de ouders van de verdachte had aangedaan. De verdachte heeft navraag gedaan bij zijn vader en kwam zo te weten waar [betrokkene] werkte. Verdachte wilde [betrokkene], in zijn eigen woorden, “neerschieten”. Later heeft hij meer specifiek verklaard dat hij [betrokkene] in de knie wilde schieten. De verdachte is daarop in de ochtend van 2 oktober 2018 met een vuurwapen naar de snackbar op de Van Foreestweg te Delft gereden om [betrokkene], die daar werkzaam zou zijn, te zoeken. Bij de snackbar heeft de verdachte gewacht tot deze omstreeks het middaguur open ging. In de snackbar heeft de verdachte een medewerkster gevraagd of [betrokkene] die dag aan het werk was. Daarop is hem meegedeeld dat [betrokkene] vakantie had. De verdachte is toen naar een flat in Delft gereden waar [betrokkene] woonde. Hij wist niet op welk adres [betrokkene] precies woonde. De verdachte heeft daar enkele uren door de wijk gereden, maar hij heeft [betrokkene] niet getroffen. De verdachte is vervolgens naar het parkeerterrein bij voetbalclub Vitesse Delft gereden. Daar heeft hij zijn auto geparkeerd en de avond en nacht in zijn auto doorgebracht. Volgens eigen zeggen heeft hij toen de beslissing genomen om zijn plan om [betrokkene] neer te schieten, niet langer door te zetten. De verdachte kan geen duidelijk, concreter moment aangeven waarop hij die beslissing definitief heeft genomen. Hij spreekt in dit verband over een “denkproces”, waarbij hij tussendoor ook (in de auto) geslapen heeft. De volgende ochtend, de ochtend van 3 oktober 2018, is de verdachte om ongeveer 9:00 uur naar zijn tante gereden. Daar heeft hij “heel het verhaal” uitgelegd en aangegeven dat hij “de politie moest bellen”. Hij heeft tegen zijn tante gezegd dat “het niet goed was” en dat hij een wapen had. Omdat zijn tante wilde dat hij het eerst met zijn moeder besprak, is zijn moeder diezelfde ochtend nog naar zijn tante gekomen. Na overleg met zijn moeder heeft de verdachte het wapen in de achterbak van de auto van zijn moeder gelegd en is hij met haar naar haar huis gegaan. Zijn moeder wilde praten, maar de verdachte is weggegaan. Hij heeft tegen zijn moeder gezegd dat hij een broodje ging halen. Vervolgens heeft hij zich bij de politie gemeld. Tot zover de verklaring van de verdachte.
Een dienstdoende wijkagent heeft in een proces-verbaal van bevindingen neergelegd dat hij zich op 3 oktober 2018 omstreeks 13:10 in herkenbaar politie-uniform gekleed op het trottoir vlakbij het politiebureau bevond en dat hij werd gewenkt door de verdachte, die hem iets wilde vragen, waarop hij de verdachte het volgende hoorde verklaren:
“Ik ben voornemens iets ergs te gaan doen. Dit betreft dusdanig dat ik mij zou willen aangeven bij de politie. Ik ben namelijk voornemens om iemand neer te schieten. Dit vuurwapen draag ik nu niet bij me. Dit vuurwapen ligt in de auto van mijn moeder. Ik wil mij daarom graag aangeven voordat ik iemand ga neerschieten.”
De politieagent is daarop met de verdachte het politiebureau binnengelopen, alwaar de verdachte op aangeven van de politieagent is gehoord door een collega. Aan die collega heeft de verdachte, blijkens het proces-verbaal van aanhouding, meegedeeld dat hij zijn verhaal wilde vertellen; de verdachte heeft toen in het kort verteld wat hij later die dag ten overstaan van de politie uitgebreid heeft verklaard, zoals dat hiervoor is weergegeven. De verdachte heeft daarbij tevens aangegeven in welke auto het vuurwapen zich bevond en waar die auto stond. Daarop is de verdachte aangehouden. Het wapen is door de politie aangetroffen in de kofferbak van de auto van de moeder van de verdachte.
Dat de verdachte zich op 2 oktober 2018 rond het middaguur bij de snackbar in Delft gemeld heeft, is bevestigd door een werkneemster van de snackbar. Verder heeft de moeder van de verdachte verklaard dat zij op 3 oktober 2018 omstreeks 10:15 uur werd gebeld door haar zus, de tante van de verdachte, met de mededeling dat haar zoon daar was en dat zij moest komen. De verdachte heeft haar toen verteld dat hij “gisteren en vannacht” naar [betrokkene] op zoek was geweest om met hem af te rekenen, hem neer te schieten en hij heeft gezegd dat hij een pistool bij zich had. Zij heeft hem toen gezegd dat hij dat pistool achter in haar auto moest leggen, hetgeen hij ook gedaan heeft. Zij is toen samen met de verdachte naar huis gereden. De verdachte ging daarop weg “om een broodje te halen.” Enige tijd later stond de politie aan de deur met de mededeling dat de verdachte zich bij de politie gemeld had en was aangehouden, aldus de moeder van de verdachte.
Het hof overweegt, gegeven deze feiten en omstandigheden, als volgt.
De verdachte was van plan [betrokkene] door de knie te schieten en heeft dat misdrijf, zware mishandeling met voorbedachten rade, als reeds vastgesteld, niet voltooid. In eerste instantie is het misdrijf niet voltooid reeds omdat de verdachte het beoogde betrokkene, [betrokkene], niet aantrof. Deze externe, van de wil van de verdachte onafhankelijke omstandigheid staat in deze zaak niet aan een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred in de weg. De verdachte zou op een later moment alsnog uitvoering hebben kunnen geven aan zijn voornemen om [betrokkene] neer te schieten. De verdachte heeft echter, nadat hij [betrokkene] niet aantrof, zelf alsnog afstand genomen van zijn plan; zijn intentie is aantoonbaar gewijzigd. Hij heeft zichzelf, nadat hij zich verwijderd had van de plaats waar [betrokkene] woonde en er, in zijn eigen woorden, een “denkproces” op gang is gekomen waar hij ook zijn tante en moeder deelgenoot van heeft gemaakt, immers aangegeven bij de politie. Het hof is van oordeel dat in ieder geval op dat moment, waarop de verdachte zich op eigen initiatief heeft gemeld bij de politie met de mededeling dat hij zich wilde aangeven voordat hij iemand ging neerschieten en daarbij ook prijs heeft gegeven waar het wapen lag, sprake was van een zogenoemde ‘tegengestelde gedraging’ (actus contrarius) waardoor de objectieve gevaarzetting die van de voorbereidingshandeling uitging, verdween.
Het betoog van de advocaat-generaal dat de voorbereiding reeds was voltooid, en de terugtred van de wil onafhankelijk een gegeven was op het moment dat de verdachte onverrichterzake de wijk verliet maakt het voorgaande niet anders. Immers ook dan kunnen nog steeds factoren van de wil afhankelijk er in belangrijke mate aan bijdragen dat het misdrijf niet wordt voltooid, zoals in dit geval.
’s Hofs conclusie luidt dan ook dat aannemelijk is geworden dat het misdrijf van zware mishandeling met voorbedachten rade niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk, als bedoeld in art. 46b Sr. De verdachte zal ten aanzien van feit 1 dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van feit 2
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een omgebouwd gas/alarmpistool met bijbehorende en eveneens omgebouwde munitie aangeschaft en gedurende langere tijd voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens moet vanwege de dreiging en het gevaar die van het bezit van zulke wapens uitgaan, worden bestreden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Tevens is de verdachte na de tenlastegelegde feiten, die plaatsvonden in oktober 2018, niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij onder meer is gebleken dat de verdachte al langere tijd werkzaam is in de kassenbouw en uitzicht heeft op een vast contract.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met aftrek, waarbij de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt, een passende en geboden reactie vormt.
Het inbeslaggenomen voorwerp
Het hof is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde voorwerp - het omgebouwde gas/alarmpistool - vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 stuks alarmpistool, kleur: zwart, BBM BRUNI mod. 92.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry,
mr. L.C. van Walree en mr. W.A.G.J.W. Ferenschild,
in bijzijn van de griffier mr. M.H.C. Stuij.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2020.