ECLI:NL:GHDHA:2020:2697

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
200.284.627/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitbreiding zorgregeling en ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van ouderschapsconflict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de zorgregeling voor een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder in hoger beroep, zijn verwikkeld in een langdurig conflict over de zorg voor hun kind. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor de uitbreiding van de zorgregeling en heeft deze in twee stappen uitgebreid. De minderjarige zal vanaf de datum van de beschikking bij de vader zijn gedurende een weekend per twee weken, met overnachting, en vanaf 1 maart 2021 ook wekelijks op dinsdagmiddag tot woensdagochtend. Het hof heeft partijen opnieuw verwezen naar het traject 'Kinderen uit de Knel' om hen te helpen bij het verbeteren van hun onderlinge communicatie en samenwerking in het belang van de minderjarige. Daarnaast heeft het hof de minderjarige onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming west voor de duur van een jaar, omdat de ouders niet in staat zijn om samen te werken en de ontwikkeling van de minderjarige in gevaar is. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd dat de ouders het traject 'Kinderen uit de Knel' dienen te volgen, maar dit is tot nu toe niet van de grond gekomen. Het hof benadrukt dat het welzijn van de minderjarige voorop staat en dat er professionele begeleiding nodig is om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummers : 200.229.295/01 en 200.284.627/01 (ondertoezichtstelling)
rekestnummer rechtbank : FA RK 16-2368
zaaknummer rechtbank : C/09/508072
beschikking van de meervoudige kamer van 21 oktober 2020
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I.Th.L.Ubaghs te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.J.A. Nijssen te Roelofarendsveen.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Op 6 november 2019 heeft het hof in deze zaak een tussenbeschikking gegeven. Hierin is de beschikking van het hof van 25 september 2019 aangevuld, in die zin dat het hof partijen heeft verwezen naar Coöp Holland Rijnland voor deelname aan het traject Kinderen uit de Knel en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsorganisatie (Cardea). Tevens is bepaald dat de uitvoerende hulpverleningsorganisatie het hof voor de pro formadatum van 28 maart 2020 rapporteert omtrent het verloop van de omgangsbegeleiding.
1.2
Op 19 februari 2020 is de brief van Cardea van 18 februari 2020 bij het hof ingekomen.
1.3
Bij e-mailbericht van 3 maart 2020 heeft het hof partijen verzocht zich uit te laten over genoemde brief van Cardea.
1.4
Het hof heeft daarop van partijen het volgende ontvangen:
van de zijde van de moeder:
- op 27 maart 2020 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 28 september 2020 een brief van 25 september met bijlagen;
van de zijde van de vader:
- op 27 maart 2020 een journaalbericht van diezelfde datum, tevens ontvangen als faxbericht.
- op 1 oktober 2020 een journaalbericht van diezelfde datum met als bijlage een brief van diezelfde datum.
1.5
De verdere mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2020 bij het hof plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] , via een Skype verbinding.
De oudste raadsheer, mr. P.B. Kamminga, was eveneens via een Skype verbinding aanwezig.
1.6
Na de zitting is nog binnengekomen, zoals ter zitting besproken, het rekest van de raad van 9 oktober 2020 behelzende de schriftelijke vastlegging van het ter zitting door de raad gedane verzoek de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.

2.Rapport Cardea en reacties van partijen

2.1
Het advies van Cardea van 18 februari 2020 bepleit het loskoppelen van de ondersteuning bij de uitvoering van de omgangsregeling en deelname aan Kinderen uit de Knel. Indien een dergelijke vorm kan worden gevonden, behoort deelname van de ouders aan het programma Kinderen uit de Knel weer tot de mogelijkheden, nu de inhoudelijke indicatie voor dat programma (het doorbreken van destructieve patronen tussen ouders) passend lijkt en beide ouders te kennen hebben gegeven voor deelname open te staan. De startfase heeft langer geduurd dan gepland omdat er nog een procedure aangaande de kinderalimentatie loopt. Voorwaarde om te kunnen deelnemen aan Kinderen uit de Knel is dat er ten tijde van het programma geen juridische procedures voorkomen. Inmiddels is deze procedure niet meer aanhangig. De tweede belemmering voor deelname aan het programma is dat er in de beschikking van het hof van 25 september 2019 een combinatie is gemaakt van deelname aan het programma en verdere uitbouw van de omgangsregeling. Daarbij is in de beschikking opgenomen dat de professionals de uitvoering van het advies van de raad kunnen aanpassen, indien de uitvoering daarvan in strijd komt met de belangen van de minderjarige. Dit is volgens Cardea niet te realiseren. Vanuit Cardea is ouders een voorstel gedaan om te bezien hoe de situatie kon worden opgelost. De moeder heeft als reactie op het voorstel aangegeven het belangrijk te vinden dat er echt iemand meekijkt met de uitbreiding van de zorgregeling, deze in goede banen leidt en hierover rapporteert aan het hof. Vader was het eens met genoemd voorstel.
Samenvattend is het niet gelukt om conform de beschikking van het hof tot een inhoudelijke invulling te komen die aansluit bij de therapeutische mogelijkheden binnen Cardea.
2.2
De moeder verzoekt het hof nu de in de beschikking gemaakte combinatie van enerzijds uitbreiding van de zorgregeling en anderzijds deelname aan het programma Kinderen uit de Knel van elkaar los te koppelen. Dit brengt met zich dat een passende vorm wordt gezocht voor ouderbegeleiding en ondersteuning van de minderjarige bij de uitbreiding van de contacten met de vader, separaat van Kinderen uit de Knel, aldus de moeder. De moeder acht het daarbij van belang dat de professional die de uitvoering van het advies van de raad zal begeleiden, niet alleen de vader en de moeder, maar ook de minderjarige [naam minderjarige] bij de uitbreiding te betrekken. Als de uitvoering enige aanpassing behoeft, dan dienen partijen op geleide van de professional daarin mee te gaan, zulks binnen de grenzen van het advies van de raad. Ook acht de moeder het van belang dat de professional kan rapporteren aan het hof, conform de tussenbeschikking van 6 november 2019. De moeder is bereid om dergelijke begeleiding op te starten met uitbreiding van de contacten tussen de vader en de minderjarige conform het advies van de raad. Deelname aan Kinderen uit de Knel staat op deze manier los van uitbreiding van de zorgregeling.
Ter zitting bij het hof heeft de moeder tegen de achtergrond van de brief van haar zijde van 25 september 2020 en de bijlagen nog verklaard dat het volgens haar op dit moment niet goed gaat met de minderjarige. De minderjarige is vaak onrustig en laat andersoortig gedrag zien als hij een omgangsmoment met de vader heeft gehad. De moeder heeft uitspraken van de minderjarige opgenomen en de opnamen besproken met de huisarts en is door de huisarts doorverwezen naar een orthopedagoog, die een traject voor speltherapie voor de minderjarige heeft opgesteld. Ook heeft de moeder verklaard dat zij graag wenst dat Kinderen uit de Knel wordt opgestart, waarna zal worden bezien of de omgang al dan niet kan worden uitgebreid.
2.3
De vader benadrukt dat hij teleurgesteld is dat het traject Kinderen uit de Knel niet is gestart en er geen vooruitgang is geboekt. De vader is akkoord gegaan met het door Cardea gedane voorstel. Nu het traject niet is gestart, wordt wederom de uitbreiding van het contact tussen de vader en de minderjarige vooruit geschoven. De vader wenst graag samen met de moeder de verantwoordelijkheid voor de minderjarige te nemen, maar hij krijgt hiertoe niet de gelegenheid. Zoals de raad ook heeft aangegeven in hun rapportage, zijn er geen factoren in de opvoedomgeving bij de vader gevonden die maken dat de minderjarige niet veilig zou zijn bij hem, dan wel dat de minderjarige te kort zou worden gedaan in zijn ontwikkeling. De vader zou graag zien dat de oorspronkelijke omgangsregeling en ook de overnachting in het omgangsweekend op zeer korte termijn weer gaat plaatsvinden. De vader ziet voor verdere groei naar een gelijkwaardige zorgregeling het traject bij Kinderen uit de Knel als het geëigende pad, waar hij nog altijd voor open staat. De vader verzoekt het hof in zijn brief van 1 oktober 2020 dan ook om te bepalen dat er uitvoering wordt gegeven aan de zorgregeling zoals in 2017 is bepaald, te weten dat de minderjarige bij de vader zal zijn iedere dinsdag na school tot woensdagochtend 08:30 uur en eens in de twee weken op zaterdag van 10:00 uur tot zondag 17:00 uur, ongeacht het moment van opstarten van het traject Kinderen uit de Knel.
De vader heeft ter zitting nog verklaard dat het lastig is voor hem om daadwerkelijk de ouderrol op zich te nemen in de huidige situatie waarin hij weinig tijd met de minderjarige doorbrengt.
2.4
De raad heeft ter zitting het volgende verklaard. De raad vindt het zorgelijk dat de minderjarige door de moeder wordt gemedicaliseerd. Het zijn volgens de raad de ouders die aan de slag moeten en de minderjarige moet de kans krijgen om gewoon kind te zijn. De moeder geeft aan dat de wisselmomenten en de omgang niet goed gaan en zij wenst niet door spanning en emoties overvallen te worden. De minderjarige reageert hierop, omdat kinderen dit nu eenmaal aanvoelen. Dit is dan ook de reden dat de raad al eerder heeft geadviseerd dat ouders het traject Kinderen uit de Knel dienen te volgen. De raad ziet geen contra-indicaties voor de omgang tussen de minderjarige en de vader. Ook denkt de raad dat een overnachting in het weekend zorgt voor minder wisselmomenten tussen de ouders en meer rust voor de minderjarige. De raad adviseert het hof dat te overwegen. Een eventueel ander omgangsmoment in de week, zoals de vader graag wil, kunnen de ouders tijdens het traject bij Kinderen uit de Knel onderzoeken, aldus de raad. Er zijn genoeg knelpunten tussen de ouders, maar deze zien naar de mening van de raad niet op de omgang tussen de minderjarige en de vader. De speltherapie bij de orthopedagoog, zoals door de moeder ingezet, kan naast het traject van Kinderen uit de Knel en de omgang plaatsvinden.
De raad heeft ter zitting duidelijk verklaard geen nader onderzoek te zullen doen, nu zij bij het eerdere onderzoek partijen Kinderen uit de Knel hebben geadviseerd, maar dit nog niet van de grond is gekomen. In het eerdere advies stond dat als Kinderen uit de Knel niet van de grond zou komen, er dan een melding bij jeugdbeschermingstafel zou plaatsvinden.
Voorts heeft de raad ter zitting mondeling om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar verzocht met Jeugdbescherming west als gecertificeerde instelling. De raad is van mening dat de spanning voor de minderjarige door de ouders steeds groter wordt gemaakt, terwijl de minderjarige juist gebaat is bij rust. De raad vindt het zorgelijk dat de minderjarige door de moeder wordt gemedicaliseerd. De ouders kunnen dit geschil kennelijk niet samen oplossen, terwijl de minderjarige steeds meer signalen vertoont die zorgelijk worden geacht. De ouders voeren nog altijd strijd met elkaar, hetgeen niet in het belang van de minderjarige is. Zij maken geen stappen om met elkaar op een lijn te komen en het is de ouders niet gelukt om in het vrijwillig kader het traject bij Kinderen uit de Knel te starten. Er moet op dit moment in het belang van de minderjarige worden gedacht, waarbij er een coördinatiepunt is. De ouders kunnen door de gecertificeerde instelling worden aangestuurd en de gecertificeerde instelling kan indien nodig ingrijpen en ook de speltherapie coördineren. Nader onderzoek is niet nodig.

3.De verdere motivering van de beslissing

Zorgregeling
3.1
Het hof overweegt het volgende. Zoals in de beschikking van het hof van 25 september 2019 is opgenomen, heeft het hof ten aanzien van de zorgregeling een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Bij het raadsrapport van 18 april 2019 heeft de raad het hof geadviseerd om partijen door te verwijzen naar het traject Kinderen uit de Knel. Zoals blijkt uit het verslag van Cardea van 18 februari 2020 is het partijen niet gelukt om dit traject daadwerkelijk te starten. Partijen hebben nog altijd een ernstig verstoorde verhouding, waardoor zij geen onderlinge afspraken kunnen maken en elkaar wantrouwen. De raad acht het - zoals blijkens het raadsrapport en het standpunt van de raad zoals ingenomen ter zitting - in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige dat het contact tussen hem en de vader op korte termijn verder wordt uitgebreid.
Het hof is van oordeel dat de gehele procedure rondom de zorgregeling, waarbij een raadsonderzoek is verricht, Kinderen uit de Knel nog altijd niet is opgestart en partijen wederom bij het hof terecht zijn gekomen, allerminst in het belang is van een evenwichtige ontwikkeling van de minderjarige. Het hof is nog altijd van oordeel dat partijen zich in het belang van de minderjarige op de kortst mogelijke termijn moeten inzetten om het traject bij Kinderen uit de Knel op te starten, zodat zij kunnen werken aan het doorbreken van de destructieve patronen die hen al jarenlang verdeeld houden en aan het vinden van oplossingen voor steeds terugkerende problemen, waarbij te allen tijde het welzijn van de minderjarige centraal dient te staan. Partijen hebben ter zitting beiden verklaard dat voor hen het belang van de minderjarige voorop staat. Gelet hierop zal het hof partijen opnieuw verwijzen naar Cardea voor het traject Kinderen uit de Knel.
Uit de door de moeder overgelegde stukken ontstaat de indruk dat de minderjarige last heeft van de situatie. De minderjarige is gebaat bij rust en stabiliteit in zijn opvoedomgeving bij zowel de moeder als de vader. Op dit moment ervaart de minderjarige deze rust door alle spanningen tussen de ouders niet, waardoor hij inmiddels - door de zorgelijke signalen die hij volgens de moeder vertoont – op aandrang van de moeder is gestart met speltherapie bij een orthopedagoog.
3.2
Ten aanzien van het door de vader aangepaste verzoek ter zitting over de zorgregeling beslist het hof dat de zorgregeling de komende maanden in twee stappen zal worden uitgebreid. Met de raad is het hof namelijk van oordeel dat er geen contra-indicaties zijn voor uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] . Vooreerst zal de minderjarige met ingang vanaf de datum van deze beslissing bij de vader zijn gedurende een weekend per twee weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur, met overnachting. Vervolgens zal de minderjarige met ingang van 1 maart 2021 daarnaast ook wekelijks bij de vader zijn van dinsdagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school. Het hof zal aldus beslissen.
Ondertoezichtstelling
3.3
Ingevolge artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
3.4
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling overweegt het hof als volgt. Beide partijen hebben ter zitting de gelegenheid gehad op dit (aanvankelijk mondeling gedane) verzoek te reageren. Ter zitting heeft de vader verklaard hiermee in te stemmen. De moeder heeft ter zitting verklaard niet in te stemmen met een ondertoezichtstelling.
Het hof wijst het mondeling ter zitting gedane verzoek van de raad, dat op 9 oktober 2020 schriftelijk bij het hof is ingediend, tot ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar toe. De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn naar het oordeel van het hof zondermeer aanwezig. De wijze waarop de moeder [minderjarige] op dit moment in de strijd betrekt in de vorm van medicalisering van de zorgen over zijn gedrag, kan niet anders dan schadelijk zijn voor [minderjarige] en leidt tot het oordeel dat [minderjarige] op dit moment zodanig opgroeit dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De zorg die voor de minderjarige noodzakelijk is voor het wegnemen van die bedreiging wordt door de ouders niet of onvoldoende geaccepteerd. Zoals hiervoor vermeld is het de ouders niet gelukt om het traject van Kinderen uit de Knel op te starten, waardoor ook de omgang tussen de vader en de minderjarige nog altijd niet is uitgebreid. Het is gezien de ontstane situatie niet te verwachten dat de ouders op korte termijn in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun zoon te dragen. Met de raad is het hof van oordeel dat er een derde, professionele partij, de regie dient te voeren. De gecertificeerde instelling kan de ouders waar nodig aansturen en zich ontfermen over de minderjarige. Ook kan de gecertificeerde instelling indien nodig in het belang van de minderjarige tijdig ingrijpen. Daarnaast kan de gecertificeerde instelling de noodzaak van reeds gestarte speltherapie onderzoeken en deze therapie waar nodig coördineren met Kinderen uit de Knel en de uitbreiding van de zorgregeling. Nu de ouders hun geschil en strijd aangaande de zorgregeling gezamenlijk in het vrijwillig kader (ondanks de eerdere doorverwijzing naar Kinderen uit de Knel en het door Cardea gedane voorstel om dit traject te laten aanvangen) niet kunnen oplossen, acht het hof een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar zondermeer noodzakelijk in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige.
3.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 24 november 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , vanaf heden bij de vader zal zijn eens in de twee weken een weekend van zaterdagochtend 10:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, met overnachting;
bepaalt dat de voornoemde minderjarige vanaf 1 maart 2021 voorts bij de vader zal zijn iedere dinsdagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school, met overnachting;
verwijst partijen:
[naam moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
telefoonnummer [telefoonnummer] / e-mailadres [e-mailadres] (contactgegevens advocaat van de moeder) ,
en
[naam vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
telefoonnummer [telefoonnummer] / e-mailadres [e-mailadres] (contactgegevens advocaat van de vader) ;
opnieuw naar Coöp JGT Holland Rijnland voor deelname aan het traject Kinderen uit de Knel en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
bepaalt dat Coöp JGT Holland Rijnland binnen drie weken na deze beschikking contact opneemt met partijen;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar: [e-mailadres] ;
stelt de voornoemde minderjarige onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west voor de duur van een jaar tot 21 oktober 2021;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking naar Jeugdbescherming west wordt gestuurd;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.A.F. Donders, P.B. Kamminga en K.T.J.M. Pijls-olde Scheper, bijgestaan door mr. N. Metalsi als griffier en is op 21 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.