ECLI:NL:GHDHA:2020:2623

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
2200061319
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige, gevangenisstraf opgelegd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2017 en 23 maart 2017, waarbij de verdachte meermalen seksuele handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment 15 jaar oud was. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een voortgezette handeling, maar van meerdaadse samenloop, omdat de seksuele handelingen op verschillende momenten en locaties plaatsvonden. De verdachte had de leeftijd van het slachtoffer niet gecontroleerd, wat hem zwaar werd aangerekend. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en toonde inzicht in zijn daden, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000613-19
Parketnummer: 09-767354-17
Datum uitspraak: 22 september 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2017 te [plaats] en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het in de mond en/of de vagina brengen en/of duwen en/of het heen en weer bewegen van zijn, verdachte’s penis.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
ofenomstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 maart 2017 te [plaats] en/of elders in Nederland, meermalen
, althans eenmaal,met [slachtoffer], geboren [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het in de mond en
/ofde vagina brengen en
/ofduwen en
/ofhet heen en weer bewegen van zijn, verdachte
s penis
;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Gevoerd verweer
De raadsman heeft in zijn appelschriftuur aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de regeling van de voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) buiten toepassing heeft gelaten. Hij heeft in de appelschriftuur betoogd dat er sprake is van een kort tijdsbestek van 7 weken waarin de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd. Het contact tussen zijn cliënt en de minderjarige aangeefster was van meet af aan geseksualiseerd in die zin dat het op eenzelfde wilsbesluit berustte. Ten onrechte is de strafverminderingsgrond van de voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 Sr niet ten voordele van zijn cliënt in aanmerking genomen, aldus de raadsman. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij dit verweer herhaald.
Het hof acht, zoals blijkt uit het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de bewezenverklaarde periode meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met aangeefster [slachtoffer], die toen nog geen 16 jaar oud was. De verdachte heeft hiertoe op verschillende momenten met aangeefster een afspraak gemaakt waar en tegen welk tarief seksuele handelingen zouden plaatsvinden. Ook de aard van de seksuele handelingen werd hierbij besproken. Tussen de eerste en de laatste keer dat de verdachte seksuele handelingen pleegde met aangeefster ligt een ruime tijdsspanne van tenminste 10 weken. De seksuele handelingen vonden plaats op verschillende locaties, te weten in een woning van een bekende van de aangeefster, in de auto en in de woning van de verdachte. Het gaat naar ’s hofs oordeel dan ook niet om handelingen die een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, waarvan de verdachte in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Anders dan de raadsman heeft betoogd gaat het om afzonderlijke handelingen, waaraan telkens een nieuw ongeoorloofd wilsbesluit van de verdachte ten grondslag ligt om wederom seksuele handelingen te verrichten met aangeefster.
Er is concluderend dan ook niet sprake van een voortgezette handeling maar van meerdaadse samenloop.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks (tegen betaling) met een minderjarig meisje van destijds 15 jaar oud, zoals strafbaar gesteld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De ratio van voornoemde strafbaarstelling is een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Kinderen van de genoemde leeftijdscategorie verdienen dan ook een grote mate van bescherming, ook als zij zichzelf via het internet aanbieden. Het zich prostitueren op deze leeftijd heeft in beginsel veelal grote (psychische) gevolgen voor de minderjarige op de langere termijn en gezien de jeugdige leeftijd kan niet worden verwacht dat de minderjarige de gevolgen ervan tijdig kan overzien. Degene die zich schuldig maakt aan seks tegen betaling met een minderjarige in voornoemde leeftijdscategorie maakt zich daarom schuldig aan een ernstig zedendelict.
In de onderhavige zaak voelde het 15-jarige slachtoffer zich, nu zij slachtoffer was geworden van mensenhandel, genoodzaakt om tegen betaling seks te hebben met mannen die zij via het internet ontmoette, waaronder ook de verdachte. De verdachte, die ten tijde van de seksuele handelingen met het slachtoffer aanvankelijk 36, en later 37 jaar oud was, heeft het slachtoffer ontmoet via een datingwebsite, waarna hij zowel in een woning van een bekende van het slachtoffer, als in zijn woning en auto op vijf verschillende momenten tegen betaling seks met haar heeft gehad. Aldus heeft verdachte eraan bijgedragen dat een minderjarig meisje seksuele handelingen heeft verricht en ondergaan waar zij, gezien haar leeftijd en ontwikkeling, nog niet aan toe was.
De verdachte heeft al met al een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt het hof evenwel rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet wist en, gelet op de situationele omstandigheden waaronder hij seksueel contact met het slachtoffer heeft gehad, ook niet behoefde te vermoeden dat het 15-jarige meisje slachtoffer was van mensenhandel.
Onderzoeksplicht met betrekking tot de leeftijd
Prostitutie door meerderjarigen is onder strikte voorwaarden in Nederland legaal. Het valt onder de eigen verantwoordelijkheid van de prostituant zich te vergewissen dat de prostituee meerderjarig is. Dat klemt des te meer wanneer sprake is – zoals in de onderhavige zaak – van bijzondere (situationele) omstandigheden die duiden op minderjarigheid.
Niet is gebleken dat de verdachte in de onderhavige zaak op enig moment de leeftijd van het slachtoffer daadwerkelijk heeft gecontroleerd. Hij heeft daarmee de in casu op hem rustende onderzoeksplicht verzaakt. Hij heeft er simpelweg op vertrouwd dat het slachtoffer meerderjarig was, nu hij haar had ontmoet via een website die bestemd was voor meerderjarigen en zij, gelet op hetgeen zijn hem vertelde, naar zijn mening ook als zodanig overkwam. Door echter na te laten de leeftijd van het slachtoffer te controleren, door bijvoorbeeld naar haar identiteitsbewijs te vragen, heeft de verdachte het risico genomen dat het slachtoffer minderjarig was.
De verdachte was temeer tot zodanige controle gehouden, nu hij te maken had met een jong persoon en er indicaties voor haar minderjarigheid waren. Zo wist de verdachte niet alleen dat het slachtoffer nog bij haar ouders woonde, maar ook dat zij op de middelbare school zat, van welke school hij haar zelfs een aantal keren heeft opgehaald. Ook was hij ervan op de hoogte dat zij de seksafspraken verborgen hield voor haar ouders, reden waarom zij alleen gedurende schooltijden of ’s nachts na 12 uur kon afspreken. Bovendien sprak zij met hem ook over zaken als spijbelen en (onvoldoende) rapportcijfers, en het maken van een cito-toets. De verdachte had dan ook grote vraagtekens moeten zetten bij haar leeftijd, en niet zijn eigen seksuele gerief zwaarder moeten laten wegen.
Voorts rekent het hof het de verdachte in het bijzonder zwaar aan dat hij, nadat hij op de hoogte was geraakt van de werkelijke leeftijd van het slachtoffer, nogmaals met haar heeft afgesproken. Maar hij heeft ook daarvoor al verschillende alarmerende signalen omtrent haar werkelijke jonge leeftijd niet opgepikt, haar aangemoedigd om voor seksdates met hem van school te spijbelen, en zich klaarblijkelijk alleen maar om de bevrediging van zijn eigen lusten bekommerd en niet ook om haar belangen.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. [datum], waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt het hof voorts rekening met het feit dat de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, het ontoelaatbare daarvan inziet en zijn best heeft gedaan om zijn leven weer op orde te krijgen. Zo heeft hij, nadat hij zijn baan vanwege de onderhavige zaak was kwijtgeraakt, inmiddels weer werk en ook heeft hij op vrijwillige basis bij de Waag een behandeling gericht emotieregulatie ondergaan.
Overwegingen betreffende de strafmodaliteit en strafmaat
De strafbaarstelling in artikel 245 Sr wordt bedreigd met een maximale gevangenisstraf van 8 jaar of een geldboete van de vijfde categorie dan wel een combinatie van deze straffen.
Ingevolge artikel 22b Sr mag in geval van veroordeling voor deze bepaling geen taakstraf worden opgelegd, tenzij daarnaast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Ook een taakstraf met een (zeer) korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf behoort, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, tot de wettelijke mogelijkheden (vgl. ECLI:NL:HR:2018:202).
Voor een aantal type delicten worden binnen de rechtspraak oriëntatiepunten gehanteerd, die een vertrekpunt van denken over de in een concreet geval op te leggen strafmodaliteit en hoogte van de straf bieden. Deze zogeheten LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn met betrekking tot artikel 245 Sr nog niet voorhanden. Wel heeft het Openbaar Ministerie richtlijnen voor strafvordering inzake artikel 245 Sr.
Het hof heeft bij de bepaling van de keuze voor de strafmodaliteit gelet op de strafbedreiging neergelegd in artikel 245 Sr, de in artikel 22b Sr neergelegde beperking ten aanzien van de oplegging van de taakstraf en voorts op de volgende algemene uitgangspunten. In aanmerking genomen de ernst van het feit van seks met een minderjarige, de kwetsbaarheid van deze slachtoffers juist door hun leeftijd en de negatieve, vaak psychische, gevolgen die een feit als het onderhavige in het algemeen voor het slachtoffer met zich brengen, is het hof van oordeel dat bij een veroordeling wegens overtreding van het bepaalde in artikel 245 Sr als uitgangspunt bij de bepaling van de straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden genomen en dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere, lichtere, strafmodaliteit.
Conclusie
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt, zowel uit een oogpunt van vergelding als uit speciale en generale preventie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden,
mr. G. Knobbout en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2020.
mr. G. Knobbout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.