ECLI:NL:GHDHA:2020:2621

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
2200058719
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige, met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op het moment van de feiten 14 en later 15 jaar oud was. De verdachte heeft meermalen seksuele handelingen verricht met het slachtoffer, dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Het hof heeft het verweer van de verdachte, dat hij niet op de hoogte was van de minderjarigheid van het slachtoffer, verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte had moeten onderzoeken naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer, aangezien hij seksuele handelingen met haar verrichtte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, wat zwaar is aangerekend. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een laag recidive risico, maar heeft desondanks besloten tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000587-19
Parketnummer: 09-765021-18
Datum uitspraak: 22 september 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 1juni 2016 tot en met 13 december 2016 te [plaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer], geboren op 15 september 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
- het brengen van zijn penis in haar vagina, en/of
- het heen en weer bewegen van zijn penis in haar vagina, en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten pijpen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en dat voorts aan de verdachte zal worden opgelegd een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende - kort gezegd - een contactverbod met de aangeefster [slachtoffer], waarbij dient te worden bepaald dat voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij,
op of omstreeksin de periode van1 juni 2016 tot en met 13 december 2016 te [plaats],
in elk geval in Nederland,meermalen
, althans eenmaal,met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
- het brengen van zijn penis in haar vagina, en
/of
- het heen en weer bewegen van zijn penis in haar vagina, en
/of
- het zich door die [slachtoffer] laten pijpen
;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er sprake is van een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld, nu de verdachte, onder meer vanwege de door het slachtoffer gedane mededelingen, verontschuldigbaar heeft gedwaald ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer.
Bij de beoordeling van het verweer dient voorop te worden gesteld dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, blijkens de wetsgeschiedenis, strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen geacht moeten worden niet, dan wel onvoldoende, in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken. Deze bescherming strekt zich ook uit tot eventuele door minderjarigen zelf geïnitieerde gedragingen. De leeftijd van de minderjarige vormt in dit wetsartikel, juist vanwege deze bescherming, een geobjectiveerd bestanddeel en opzet of schuld is daaromtrent dus niet vereist. Een beroep op afwezigheid van alle schuld ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer blijft evenwel mogelijk, maar heeft, nu bij de beoordeling daarvan gekeken dient te worden naar de aard en strekking van deze specifieke strafbepaling, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen een kans van slagen.
Naar het oordeel van het hof leidt hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd niet tot een uitzondering als bedoeld.
De verdachte heeft het slachtoffer ontmoet via de website [website] en heeft er, nu genoemde website bedoeld is voor volwassenen, op vertrouwd dat zij meerderjarig was. De verdachte had daar echter niet zomaar vanuit mogen gaan, ook niet nu het slachtoffer in de optiek van de verdachte, onder meer vanwege hetgeen zij hem vertelde, als een meerderjarige overkwam. De verdachte had, daar waar hij ervoor heeft gekozen seksuele handelingen te verrichten met een meisje dat hij nauwelijks kende en waarvan hij tenminste wist dat zij aanzienlijk jonger was dan hijzelf, een plicht om gedegen onderzoek te verrichten naar haar werkelijke leeftijd, bijvoorbeeld door naar haar legitimatiebewijs te vragen.
Nu niet is gebleken dat de verdachte zich op enigerlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van het slachtoffer, maar hij slechts is afgegaan op zijn eigen inschatting, dient het verweer te worden verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks (tegen betaling) met een minderjarig meisje van aanvankelijk 14 en later 15 jaar oud, zoals strafbaar gesteld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De ratio van voornoemde strafbaarstelling is, zoals reeds overwogen, een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Kinderen van de genoemde leeftijdscategorie verdienen dan ook een grote mate van bescherming, ook als zij zichzelf via het internet aanbieden. Het zich prostitueren op deze leeftijd heeft in beginsel veelal grote (psychische) gevolgen voor de minderjarige op de langere termijn en gezien de jeugdige leeftijd kan niet worden verwacht dat de minderjarige de gevolgen ervan tijdig kan overzien. Degene die zich schuldig maakt aan seks tegen betaling met een minderjarige in voornoemde leeftijdscategorie maakt zich daarom schuldig aan een ernstig zedendelict.
In de onderhavige zaak voelde het aanvankelijk 14-jarige slachtoffer zich, nu zij slachtoffer was geworden van mensenhandel, genoodzaakt om tegen betaling seks te hebben met mannen die zij via het internet ontmoette, waaronder ook de verdachte. De verdachte, die ten tijde van de seksuele handelingen met het slachtoffer 37 jaar oud was, heeft het slachtoffer ontmoet via de website [website], waarna hij op twee verschillende momenten tegen betaling seks met haar heeft gehad in zijn tandartspraktijk. Aldus heeft verdachte eraan bijgedragen dat een minderjarig meisje seksuele handelingen heeft verricht en ondergaan waar zij, gezien haar leeftijd en ontwikkeling, nog niet aan toe was.
Het had , zoals reeds overwogen, op de weg van de verdachte gelegen om onderzoek te doen naar de leeftijd van het slachtoffer. De verdachte heeft zich echter op geen enkel moment vergewist van haar leeftijd en zich kennelijk puur laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften. Daarmee heeft hij de in casu op hem rustende onderzoeksplicht verzaakt en het risico genomen dat het slachtoffer minderjarig was.
De verdachte heeft al met al een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt het hof evenwel rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet wist en, gelet op de situationele omstandigheden waaronder hij seksueel contact met het slachtoffer heeft gehad, ook niet behoefde te vermoeden dat het 14-jarige meisje slachtoffer was van mensenhandel.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. [datum], waaruit blijkt dat de verdachte eerder, zij het een aantal jaren geleden, onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een andersoortig strafbaar feit. Het hof zal hiermee bij de strafoplegging dan ook niet in negatieve zin rekening houden.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 3 december 2018, waarin onder meer wordt geconcludeerd dat sprake is van een laag recidive risico.
Overwegingen betreffende de strafmodaliteit en strafmaat
De strafbaarstelling in artikel 245 Sr wordt bedreigd met een maximale gevangenisstraf van 8 jaar of een geldboete van de vijfde categorie, dan wel een combinatie van deze straffen.
Ingevolge artikel 22b Sr mag in geval van veroordeling voor deze bepaling geen taakstraf worden opgelegd, tenzij daarnaast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Ook een taakstraf met een (zeer) korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf behoort, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, tot de wettelijke mogelijkheden (vgl. ECLI:NL:HR:2018:202).
Voor een aantal type delicten worden binnen de rechtspraak oriëntatiepunten gehanteerd, die een vertrekpunt van denken over de in een concreet geval op te leggen strafmodaliteit en hoogte van de straf bieden. Deze zogeheten LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn met betrekking tot artikel 245 Sr nog niet voorhanden. Wel heeft het Openbaar Ministerie richtlijnen voor strafvordering inzake artikel 245 Sr.
Het hof heeft bij de bepaling van de keuze voor de strafmodaliteit gelet op de strafbedreiging neergelegd in artikel 245 Sr, de in artikel 22b Sr neergelegde beperking ten aanzien van de oplegging van de taakstraf en voorts op de volgende algemene uitgangspunten. In aanmerking genomen de ernst van het feit van seks met een minderjarige, de kwetsbaarheid van deze slachtoffers juist door hun leeftijd en de negatieve, vaak psychische, gevolgen die een feit als het onderhavige in het algemeen voor het slachtoffer met zich brengen, is het hof van oordeel dat bij een veroordeling wegens overtreding van het bepaalde in artikel 245 Sr als uitgangspunt bij de bepaling van de straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden genomen en dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere, lichtere, strafmodaliteit.
Conclusie
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf een passende en geboden reactie vormt, zowel uit een oogpunt van vergelding als uit speciale en generale preventie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden,
mr. G. Knobbout en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2020.
mr. G. Knobbout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.