Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte (m)],
mishandeling), zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, een man geboren in 1975, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 dagen, subsidiair 20 dagen hechtenis, voor het mishandelen van de aangeefster. De aangeefster had de verdachte geslagen, waarna de verdachte in een smalle hal, met de portiekdeur achter zich gesloten, de aangeefster een klap in het gezicht gaf om te ontsnappen. Vier dagen na het incident werd bij de aangeefster een gebroken kaak geconstateerd.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de klap van de verdachte zo hard was dat deze niet in redelijke verhouding stond tot de aanranding door de aangeefster. Het hof oordeelde dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt, omdat hij zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verklaringen van de verdachte en de aangeefster stonden tegenover elkaar, maar het hof kon niet vaststellen met hoeveel kracht de verdachte de klap had uitgedeeld. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, tot schadevergoeding van € 1.000,00. Deze vordering werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken. Het hof bepaalde dat zowel de verdachte als de benadeelde partij hun eigen kosten dragen. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.