ECLI:NL:GHDHA:2020:2470
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake partneralimentatie na echtscheiding met betwisting van draagkracht en behoeftigheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de partneralimentatie na de echtscheiding van de man en de vrouw. De rechtbank Rotterdam had op 19 december 2019 de echtscheiding uitgesproken en de partneralimentatie vastgesteld op € 1.365,- per maand, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 25 maart 2020. De man is op 16 maart 2020 in hoger beroep gekomen van deze beschikking, waarbij hij de hoogte van de partneralimentatie betwist. Hij stelt dat zijn draagkracht onvoldoende is en verzoekt de alimentatie te verlagen naar € 871,- per maand.
De vrouw heeft in haar verweerschrift de grieven van de man betwist en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2020 is de vrouw niet verschenen, maar haar advocaat was aanwezig. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en heeft de argumenten van beide partijen overwogen. De man heeft zijn financiële situatie en de noodzaak van een lening bij zijn familie aangevoerd, maar het hof oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen.
Het hof concludeert dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat zij niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, mede door psychische problemen en gebrek aan werkervaring. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beslissing is op 16 december 2020 uitgesproken in het openbaar.