ECLI:NL:GHDHA:2020:2419
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- F. Ibili
- K.M. Braun
- A.A.F. Donders
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot hulpverlening en dagbesteding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 december 2020 een tussenuitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de ondertoezichtstelling betwist, stellende dat er ten tijde van de eerdere beschikking onvoldoende gronden waren om deze te rechtvaardigen. De advocaat van de moeder heeft aangevoerd dat de moeder inmiddels zelf in staat is om de benodigde hulpverlening voor de minderjarige te vinden en dat er geen zorgen zijn over haar opvoedkwaliteiten. De gecertificeerde instelling heeft echter benadrukt dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige niet ligt in de opvoeding, maar in het vinden van passende hulpverlening.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, maar onder verbetering van gronden. Het hof heeft erkend dat de moeder zich actief inzet voor de zorg van de minderjarige, maar dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling noodzakelijk blijft om de juiste hulpverlening te waarborgen. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.
De beslissing van het hof houdt in dat de ondertoezichtstelling in stand blijft, met de verwachting dat de gecertificeerde instelling de moeder zal ondersteunen bij het vinden van de juiste hulpverlening. Het hof heeft ook aangegeven dat de resterende duur van de ondertoezichtstelling moet worden gebruikt om passende hulpverlening in gang te zetten, in samenspraak met de moeder.