In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Tunesië in 1995, was ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd. Hij was eerder vrijgesproken van bedreiging en mishandeling, maar werd wel veroordeeld voor belediging. De zaak betreft een incident op 22 april 2020, waarbij de verdachte in Rotterdam een directeur van het Detentiecentrum Rotterdam in het gezicht heeft gespuugd. Het hof oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor opzet op bedreiging of mishandeling, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan eenvoudige belediging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van € 400,- betalen aan het slachtoffer. Het hof benadrukte de ernst van de daad, vooral in het licht van de coronapandemie, en het gebrek aan respect voor het publieke belang dat door het slachtoffer werd gediend. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, en de verdachte werd ook verplicht om de schadevergoeding aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.