Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
raadkamer beklagzaken
1.Het verloop van de procedure
beklaagde],
(voormalig) voorzitter van raad van bestuur van ING, beklaagde, niet te vervolgen ter zake van feitelijke leidinggeven aan strafbare feiten als gebleken in het strafrechtelijk onderzoek Houston.
22 mei 2019het klaagschrift in raadkamer behandeld. Klager [klager] is mede als vertegenwoordiger van klaagster SOBI verschenen. Klagers zijn in raadkamer bijgestaan door hun gemachtigde mr. G. Meijers. Op deze zitting is de ontvankelijkheid van klager en klaagster behandeld. De gemachtigde alsmede klager [klager] hebben het beklag met betrekking tot de ontvankelijkheid toegelicht.
17 juni 2020het klaagschrift in raadkamer (verder) behandeld. Klaagster en haar vertegenwoordiger zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen in verband met vakantie. Namens klaagster is op voorhand een pleitnotitie aan het hof toegestuurd.
9 september 2020het klaagschrift in raadkamer (verder) behandeld. Klaagster is niet opgeroepen voor deze zitting in raadkamer.
7 oktober 2020het klaagschrift in raadkamer verder behandeld.
2.De stukken betreffende het beklag
3.De feiten
4.Het standpunt van klaagster
5.De adviezen van de advocaat-generaal
Ik verwijs naar de Ambtshandelingen 008 en 009. Daaruit moeten we concluderen dat de organisatie steeds onderhevig was aan reorganisaties en dat er sprake was van bezuinigingen, silovorming, eilandjes, versnippering, dat de communicatie onvoldoende was onderling en dat er sprake was van voortdurende personele wisselingen en traag werkende systemen, waardoor dingen niet goed konden worden geregistreerd en gesignaleerd. De ‘lines of defence’ functioneerden niet goed ten opzichte van elkaar, waardoor de signalen niet volledig bij de raad van bestuur kwamen, laat staan bij de voorzitter van de raad van bestuur. We zien ook in de verklaring van [beklaagde] dat hij niet wist van de ‘toppings’ en dat ook in het CAS-rapport dat punt pas in 2017 is benoemd in zoverre dat er geen ‘sufficient’ werd afgegeven.
6.Ontvankelijkheid van het beklag
7.Het standpunt van beklaagde [beklaagde]
8.De beoordeling van het beklag
“We hebben over een lange periode de uitvoering van ons FEC-beleid(hof: Financial Economic Crime)
niet goed gedaan en dat heeft geleid tot overtreding van de wet en tot strafbare feiten. Er zijn strafbare feiten gepleegd door ING, omdat de Wwft langere periode niet is gevolgd. Daar kan ik geen speld tussen krijgen.”
“Door het niet vervolgen van beklaagde dreigt bovendien een gevaarlijke verstoring van het maatschappelijk leven, het publieke debat en het financiële stelsel. Klagers achten het onjuist dat door het besluit van het Openbaar Ministerie om de vennootschap te beboeten maar de feitelijk leidinggevenden vrijuit te laten gaan materieel gesproken uitsluitend onschuldige aandeelhouders getroffen worden. Klagers vrezen dat dit in de toekomst vaker zal gebeuren en kan leiden tot ernstige belangenvermenging inhoudende dat feitelijk leidinggevenden zichzelf als het ware op kosten van de onderneming vrijkopen door akkoord te gaan met zeer hoge boetes voor de vennootschap waardoor het Openbaar Ministerie eerder bereid zal zijn af te zien van vervolging van de feitelijk leidinggevenden.”
9.De beslissing
gegronden gelast de strafvervolging van
[beklaagde], (voormalig) voorzitter van raad van bestuur van ING Groupter zake van feitelijke leidinggeven aan de in de Transactieovereenkomst Houston door het Openbaar Ministerie vastgestelde strafbare feiten.