Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 25 februari 2020
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
[appellante] ,
appellante,
nader te noemen: [appellante] ,
Stichting Maasdelta Groep,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(2.1) [appellante] huurt sinds [datum] 2011 van MDG een woning aan de [adres 1] (hierna: de woning of het gehuurde). De partner van [appellante] , genaamd [naam partner appellante] (hierna: [naam partner appellante] ), verblijft bij [appellante] in de woning.
(2.2) Bezien vanaf de straatzijde bevindt zich rechts van het gehuurde de woning aan de [adres 2] (hierna ook: de woning rechts). De woning rechts werd achtereenvolgens voor korte tijd door de volgende huurders van MDG bewoond:
- [buurvrouw 1] : tot eind 2014, begin 2015
- [buurvrouw 2] : van 2015 tot in 2016.
- [buurvrouw 3] : van december 2016 tot eind 2017. Zij woonde daar met haar
partner ( [naam partner buurvrouw 3] ) en kinderen van respectievelijk [verschillende leeftijden] .
(2.3) Bezien vanaf de straatzijde links van het gehuurde bevindt zich de woning [adres 3] (hierna ook: de woning links). Sinds 2015 wordt deze woning bewoond door [buurvrouw 4] , ook een huurster van MDG.
(2.4) De bewoners van de woningen rechts en links hebben allemaal bij herhaling bij MDG geklaagd over [appellante] en haar partner [naam partner appellante] . Het ging daarbij steeds over geluidsoverlast, intimidatie en bedreiging, dit laatste met name door [naam partner appellante] .
(2.5) MDG heeft [appellante] herhaaldelijk uitgenodigd om hierover te spreken. [appellante] heeft hierop schriftelijk gereageerd met de mededeling dat zij zich aan de regels hield en dat een gesprek niet nodig was (zie bestreden vonnis 2.7 en 2. [leeftijd] .). Ook de gemeente heeft [appellante] uitgenodigd om in hierover in gesprek te gaan (zie bestreden vonnis 2.12). Dit heeft niet tot een gesprek geleid. MDG heeft bij brieven van 25 maart 2016 en 23 februari 2017 [appellante] geconfronteerd met een aantal klachten (bestreden vonnis 2.9 en 2.11). In laatstgenoemde brief heeft MDG [appellante] in gebreke gesteld.
(2.6) Op verzoek van MDG hebben diverse voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden, telkens in aanwezigheid van [appellante] , bijgestaan door haar toenmalige advocaat. De kantonrechter heeft de getuigen [buurvrouw 3] , [naam partner buurvrouw 3] en [naam maatschappelijk werkster] gehoord, de (tegen)getuige [A] en de getuigen [B] , [C] , [buurvrouw 4] en [D] .
De vorderingen van MDG in eerste aanleg en de beslissingen van de kantonrechter in het thans bestreden vonnis
(i) Ook bij de vorige woning van [appellante] is door buren geklaagd over het woongedrag van [appellante] . Daarbij ging het om soortgelijke klachten, maar de kantonrechter heeft de huurovereenkomst toen niet ontbonden omdat ook de toenmalige buren soortgelijk gedrag vertoonden. Al met al waren de tekortkomingen van [appellante] (en haar partner) op dat moment ontoereikend om de huurovereenkomst te ontbinden.
(ii) Blijkens de geloofwaardige verklaringen van de huidige getuigen/de buren [buurvrouw 3] en [naam partner buurvrouw 3] en de onbestreden schriftelijke verklaringen van de maatschappelijk werkster [naam maatschappelijk werkster] en de senior woonconsulente [C] is opnieuw sprake van een patroon van intimiderend en bedreigend gedrag door [naam partner appellante] jegens de buren. De verklaringen van [buurvrouw 4] en haar zoon [D] bevestigen deze conclusie.
(iii) Het langdurig en stelselmatig bedreigen en intimideren van de buren door [naam partner appellante] is een ernstige tekortkoming waarvoor [appellante] aansprakelijk is. [appellante] heeft zich jegens MDG niet gedragen als goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW door haar partner [naam partner appellante] de gelegenheid te beiden zich te gedragen zoals hij deed en dat niet te voorkomen of te ontmoedigen.
(iv) De tekortkomingen zijn zodanig ernstig dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Het verweer ‘dat het eigenlijk allemaal wel meevalt’ wordt verworpen.
Het geschil in hoger beroep
Met grief II stelt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte mee heeft laten wegen (in rov. 2.7 tot en met 2.12) dat [appellante] niet is ingegaan op uitnodigingen om een gesprek.
In grief III klaagt [appellante] erover dat de kantonrechter de schriftelijke verklaring van de maatschappelijk werkster [naam maatschappelijk werkster] bij zijn beoordeling mee heeft laten wegen. Grief IV bevat als klacht dat de kantonrechter ten onrechte aan de getuigenverklaringen van de buren gewicht heeft toegekend omdat deze onbetrouwbaar zijn.
€ 20.000,-- wegens gederfd woongenot en € 990,-- voor opslag, omdat het gehuurde kort na het bestreden vonnis is ontruimd waarbij [appellante] slechts een korte tijd werd gegund voor de ontruiming van haar woning.
Beoordeling van de vorderingen in hoger beroep in het licht van de grieven
“(…) het maakt mij niet uit of het een man, een vrouw of kind is, ik pak ze allemaal.”Getuige [buurvrouw 4] heeft verklaard dat ze al anderhalf jaar druk en spanning ervaart als gevolg van gedragingen van voornamelijk de partner van mevrouw [appellante] . De woonconsulente [B] heeft als getuige verklaard over het voortijdige vertrek van (voormalige) bewoners van woning rechts (nummer [...] ), te weten [buurvrouw 1] en [buurvrouw 2] , terwijl [buurvrouw 3] met partner en kinderen in 2017 een aantal maanden heeft ingewoond bij een familielid in Spijkenisse omdat ze bang was en haar dochtertje van [leeftijd] er niet tegen kon. Getuige [B] heeft voorts verklaard dat ze zelf heeft gezien dat [appellante] bij [buurvrouw 1] (nr. [...] ) over de kapotte schutting stapte met een steen in haar hand. De woonconsulente [C] heeft als getuige verklaard over haar bezoek aan de woning links bij [buurvrouw 4] (van nummer [...] ). Toen ze daar was heeft ze naar haar zeggen [appellante] horen schelden, onder meer:
“ [buurvrouw 4] , je bent een super… bitch. Net als de rest moet je ook weg.”Ook hoorde ze een hoop gebonk en geschreeuw vanuit de woning van [appellante] . De zoon van [buurvrouw 4] vertelde daarna dat [naam partner appellante] weer over de schutting hing, aldus nog steeds [C] .
Er zijn geen concrete aanwijzingen voor (geluids)overlast van de buren (van [...] en [...] ). Voor zover daar al sprake van is, doet dit niet af aan de geluidsoverlast, bedreigingen en intimidaties van de zijde van [appellante] en haar partner. In ieder geval is er geen reden om de verklaring van de buren onbetrouwbaar te achten, zoals [appellante] stelt. Zeker niet nu deze verklaringen gedetailleerd en consistent zijn en worden ondersteund door getuigenverklaringen van woonconsulenten [B] en [C] omtrent eigen waarnemingen. Bovendien vormen de diverse verhuizingen vanuit nummer [...] een feitelijke aanwijzing voor de door diverse buren beschreven angst voor [appellante] en met name [naam partner appellante] . Dit wordt ondersteund door de maatschappelijk werkster [naam maatschappelijk werkster] , die als getuige heeft verklaard dat [buurvrouw 3] haar heeft verteld dat ze bang was van haar buren [appellante] en [naam partner appellante] .
Slotsom
Beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van MDG tot op heden begroot op € 726,-- aan verschotten en € 2.148,-- aan salaris advocaat;
- verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar schadevordering.