Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 17 juli 2020
Inrada International Subsea Projects B.V.,
Het geding
- het op 9 april 2020 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van Vroon, met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling (via Skype) van het verzoek op 19 juni 2020;
- het e-mailbericht van 19 juni 2020 van mr. Komen met als bijlage een scan (pdf-bestand) van het op 15 mei 2020 op verzoek van Vroon uitgebrachte deurwaardersexploot waarbij Inrada is opgeroepen voor de zitting van 19 juni 2020;
- de brief van 2 juli 2020 van mr. Komen met als bijlagen een gelegaliseerd origineel van het arbitraal vonnis en het origineel van de arbitrage-overeenkomst.
De feiten
charterpartygesloten waarbij het destijds aan Vroon in eigendom toebehorende
offshore service vessel‘[naam]’ (hierna: het schip) aan Inrada werd verhuurd.
charterpartyheeft Vroon Offshore vervolgens een arbitrageprocedure in Londen aanhangig gemaakt. In deze procedure heeft zij van Inrada betaling van een bedrag van USD 795.785,94 gevorderd. Ondanks behoorlijke oproeping daartoe is Inrada in de arbitrageprocedure niet verschenen.
final abitration award(hierna: het arbitraal vonnis) van 27 juli 2016 is Inrada veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag aan Vroon Offshore, te vermeerderen met rente, en in de kosten van de procedure.
Het verzoek
De bevoegdheid van het hof
De beoordeling van het verzoek
charterpartyen een afschrift van het gelegaliseerde origineel van het arbitraal vonnis overgelegd. Vroon is door het hof (bij e-mailbericht van 30 juni 2020) in de gelegenheid gesteld behoorlijk gewaarmerkte afschriften van het origineel van het arbitraal vonnis en van het origineel van de
charterpartyover te leggen. Om haar moverende redenen en met instemming van het hof heeft Vroon ervoor gekozen (per aangetekende post) het gelegaliseerde origineel van het arbitraal vonnis en het origineel van de
charterpartyaan het hof te doen toekomen. Op 2 juli 2020 zijn de aangekondigde stukken ter griffie van het hof binnengekomen. Het hof heeft kennis genomen van deze stukken en vastgesteld dat het een gelegaliseerd origineel van het arbitraal vonnis en het origineel van de
charterpartybetreft (waarna de stukken aan Vroon zijn geretourneerd). Naar het oordeel van het hof heeft Vroon aldus voldaan aan de vereisten voor (erkenning en) tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis als bedoeld in art. IV lid 1 van het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken (het Verdrag van New York 1958), waartoe zowel het Verenigd Koninkrijk als Nederland zijn toegetreden.
charterpartyuit het Engels in het Nederlands of het Fries is weliswaar niet voldaan, maar daaraan heeft het hof geen behoefte omdat het de Engelse taal voldoende machtig is om kennis te kunnen nemen van de inhoud van deze stukken.