Parketnummer: 02-811856-10
Datum uitspraak: 23 oktober 2020
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 mei 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1975,
thans gedetineerd in PI Dordrecht te Dordrecht.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 oktober 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de brief bevattende onderzoekswensen van de raadsman van de verdachte d.d. 25 september 2020 en van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de onderzoekswensen d.d. 12 oktober 2020.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting naar voren is gebracht. Tevens heeft het hof kennis genomen van hetgeen door de advocaat-generaal naar voren is gebracht.
Beslissingen van het hof op de onderzoekswensen van de verdediging
De verzoeken zijn ingedeeld in vijf categorieën, te weten:
1)Verzoeken om beelden en opnames, te weten verzoeken A, K en L;
2)Nader forensisch onderzoek, te weten verzoeken B t/m J, O en R;
3)Verzoek ten aanzien van de geplande verhoren bij de raadsheer-commissaris, te weten verzoek M;
4)Overig, te weten verzoek N;
5)Ter terechtzitting van 15 oktober 2020 door de verdediging gedane verzoeken, te weten verzoeken P en Q.
Aan dit verzoek is door het Openbaar Ministerie reeds uitvoering gegeven, zodat het hof hierop geen beslissing hoeft te nemen.
Het verzoek tot het verstrekken aan de verdediging van de opnames van de verhoren van de verdachte, [persoon 1] en [persoon 2] op een gegevensdrager wordt toegewezen, onder de voorwaarden dat deze niet wordt gekopieerd, niet aan derden wordt verstrekt en na gebruik wordt teruggegeven aan het Openbaar Ministerie. De verdediging zal nog nader specificeren welke verhoren zij wenst te ontvangen. Het hof geeft opdracht aan de advocaat-generaal deze verhoren op een gegevensdrager aan de verdediging te verstrekken.
Het verzoek tot het verstrekken van de – mogelijke - opnames van de WOD-verhoren in de Bunker ter terechtzitting in eerste aanleg aan de verdediging op een gegevensdrager wordt afgewezen. Het hof overweegt daartoe dat wordt uitgegaan van de juistheid van het proces-verbaal; het proces-verbaal is immers de kenbron van hetgeen zich ter terechtzitting heeft afgespeeld. Daarbij komt dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat de verhoren zijn opgenomen. Het is vaste praktijk dat indien er opnames worden gemaakt, dit in het proces-verbaal wordt vermeld. Daarbij wordt ook vermeld dat de opnames louter ten behoeve van het opstellen van het proces-verbaal worden gemaakt en dat deze daarna worden gewist.
Ten aanzien van de verzoeken die betrekking hebben op aanvullend onderzoek ten aanzien van dacty-sporen, merkt het hof het volgende op:
1)Alvorens in te gaan op de verzoeken, stelt het hof de volgende vragen aan de NFI-deskundige:
a.Zijn de vingerafdrukken van [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 6], onbekende man b*, [persoon 7] en de verdachte al opgenomen in HAVANK?
b.Zo ja, zijn deze vingerafdrukken dan al vergeleken met de vingerafdrukken van de in onderhavige zaak aanwezige dacty-sporen? Graag een toelichting.
c.Zo nee, is het dan nuttig om deze vingerafdrukken op te nemen in HAVANK voor een vergelijking met de sporen of past in dit geval een 1-op-1 (handmatige) vergelijking beter? Graag een toelichting.
d.En in het geval van c. wordt gevraagd dit onderzoek uit te voeren indien de voornoemde personen hun vingerafdrukken bereid zijn af te staan en indien dit onderzoek uitvoerbaar is.
Het hof wijst met inachtneming van het vorenstaande toe:
Het verzoek een aanvullend proces-verbaal waarin vragen van de verdediging worden beantwoord over het dacty-spoor aangetroffen op een pakje servetten (SIN AACG5475NL) te laten opmaken. In het bijzonder van belang is de vraag of er reeds onderzoek heeft plaatsgevonden en, zo ja, wat er precies is gedaan.
Het verzoek tot het vergelijken van het dacty-spoor aangetroffen op een pakje servetten (SIN AACG5475NL), in dier voege dat vergelijkend onderzoek met de vingerafdrukken van [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 6] en [persoon 7] plaatsvindt.
Het verzoek een aanvullend proces-verbaal waarin vragen van de verdediging worden beantwoord over het schoenspoor aangetroffen op een kleurplaat in de woning te laten opmaken. In het bijzonder van belang is de vraag of er reeds onderzoek heeft plaatsgevonden en, zo ja, wat er precies is gedaan.
Het verzoek tot het vergelijken van het dacty-spoor aangetroffen op de ruit van de achterdeur (AACG5476NL) wordt toegewezen, in dier voege dat vergelijkend onderzoek met de vingerafdrukken van [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 6] en [persoon 7] plaatsvindt.
Het verzoek tot het vergelijken van de dacty-sporen aangetroffen op de laptop (AACG5479NL en AACG5477NL), in dier voege dat vergelijkend onderzoek met de vingerafdrukken van [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 6] en [persoon 7] plaatsvindt.
Het hof geeft opdracht aan de advocaat-generaal hiervoor zorg te dragen.
De verzoeken tot het vergelijken van het dacty-spoor aangetroffen op een pakje servetten met SIN AACG5475NL, op de ruit van de achterdeur (AACG5476NL) en op de laptop (AACG5479NL en AACG5477NL) met de vingerafdrukken van [persoon 2], aangezien niet ter discussie staat dat [persoon 2] in de woning kwam en het hof van oordeel is dat derhalve, in het licht van de te beantwoorden vragen van artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, de noodzaak hiertoe ontbreekt.
Ten aanzien van de verzoeken die betrekking hebben op aanvullend DNA-onderzoek, merkt het hof het volgende op:
- 2)Het hof is ermee bekend dat het NFI sinds 2018 gebruik maakt van een nieuwe DNA-kit. Met deze kit worden 23 loci op het DNA onderzocht (in tegenstelling tot 15 loci voorheen). Door middel van deze nieuwe kit kan dus mogelijk meer informatie uit een DNA-profiel worden gehaald. Ten aanzien van de verzochte en toegewezen onderzoeken aan DNA-sporen geldt dat de NFI-deskundige dient te beoordelen of deze sporen geschikt zijn voor aanvullend DNA-onderzoek door middel van deze nieuwe kit. Daarnaast wordt de deskundige gevraagd in te schatten of het onderzoek nuttig wordt geacht/toegevoegde waarde heeft.
- 3)Alvorens in te gaan op de verzoeken, stelt het hof de volgende vragen aan de NFI-deskundige:
- e.Is het DNA-profiel van [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 2], [persoon 6], onbekende man b* en de verdachte al opgenomen in de DNA-databank?
- f.Zo ja, zijn deze DNA-profielen dan al vergeleken met de DNA-profielen van de in onderhavige zaak aanwezige sporen? Graag een toelichting.
- g.Zo nee, is het dan nuttig om deze DNA-profielen op te nemen in de DNA-databank voor een vergelijking met de sporen of past in dit geval een 1-op-1 (handmatige) vergelijking beter? Graag een toelichting.
- h.En in het geval van g wordt gevraagd dit onderzoek uit te voeren indien de voornoemde personen hun DNA bereid zijn af te staan en indien dit onderzoek uitvoerbaar is.
Het hof wijst met inachtneming van het vorenstaande toe:
Het verzoek tot het uitvoeren van vergelijkend DNA-onderzoek tussen het op een waterpas aangetroffen bloedspoor (*AACP7265NL#01), waaruit een DNA-profiel kon worden afgeleid van een ‘onbekende man b’*, met de profielen van de hierboven vermelde personen.
Het verzoek de bemonsteringen AACX9071NL en AABD9365NL#01 te onderwerpen aan een Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Voorts dient dit te worden vergeleken met het DNA-referentiemateriaal van de hierboven vermelde personen.
Het verzoek de sporen 1467#02 en #04 en 1468#01 te vergelijken met de hierboven vermelde personen.
Het verzoek om te onderzoeken of er uit de haren aangetroffen op de shawl van [slachtoffer] (een) DNA-profiel(en) kan/kunnen worden verkregen en, zo ja, dat dit/deze profiel(en) te vergelijken met de DNA-profielen van de hierboven vermelde personen en van [persoon 7], indien zij bereid is haar DNA hiervoor af te staan.
Het verzoek de bemonsteringen AACG5481#01 tot en met #15 en AACQ1460NL#01 tot en met 10 te onderwerpen aan een Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Voorts dient, indien mogelijk, onderzocht te worden in hoeverre het resultaat overeenkomt met de profielen van de hierboven genoemde personen.
Het verzoek de sporen 1460NL#02 en #04, indien nodig door deze te onderwerpen aan een Y-chromosomaal DNA-onderzoek, te vergelijken met de DNA-profielen van de hierboven genoemde personen.
Het hof geeft voor zover van toepassing opdracht aan het NFI tot uitvoering van genoemde onderzoeken en draagt de advocaat-generaal op hiervoor zorg te dragen.
Het verzoek tot onderzoek naar het krasspoor in de brandgang en het materiaal op het handvat van de fiets van [slachtoffer], nu onvoldoende is onderbouwd waarom dit onderzoek relevant zou zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering en het hof derhalve van oordeel is dat de noodzaak hiertoe ontbreekt. Dat het slachtoffer in de vroege ochtend van 19 december 2010 – toen het sneeuwde - met haar fiets in de brandgang is geweest staat niet ter discussie. Mocht komen vast te staan dat zij toen met haar stuur de muur heeft geraakt, geeft dit op zich zelf onvoldoende steun aan het door de verdediging geschetste delictscenario waarin zij door ‘iemand’ (het hof begrijpt: een ander dan de verdachte) in de brandgang is opgewacht en aangevallen.
Het verzoek de WOD’ers [nummer 1 en nummer 2] en begeleider [nummer 3] als getuigen bij de raadsheer-commissaris onbeperkt te mogen ondervragen over het gehele WOD-traject wordt toegewezen. Het hof verstaat de eerdere verwijzing d.d. 24 juli 2020 naar de raadsheer-commissaris als zodanig.
Het verzoek tot het toevoegen aan het dossier van een verslag van de opsporingshandelingen wordt afgewezen, nu naar het oordeel van het hof de noodzaak hiertoe niet is gebleken. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd dat andere opsporingsmethoden zouden zijn gebruikt dan reeds zijn vastgelegd en ook overigens zijn hiervoor geen aanwijzingen in het dossier aanwezig.
Het verzoek tot het verstrekken aan de verdediging van de opname van het door de verdachte met de meldkamer (112) gevoerde telefoongesprek op een gegevensdrager wordt toegewezen, onder de voorwaarden dat deze niet wordt gekopieerd, aan derden wordt verstrekt en na gebruik wordt teruggegeven aan het Openbaar Ministerie. Het hof geeft opdracht aan de advocaat-generaal het gesprek op een gegevensdrager aan de verdediging te verstrekken.
Het verzoek tot het verstrekken aan de verdediging van de aanvragen voor de rechtshulpverzoeken aan België en Spanje wordt toegewezen. Het hof geeft opdracht aan de advocaat-generaal hiervoor zorg te dragen.
Geeft de advocaat-generaal opdracht uitvoering te geven aan hetgeen in dit arrest is beslist.
Stelt de stukken daartoe in handen van de advocaat-generaal.
Schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, welke schorsing in verband met de klemmende reden dat de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, langer is dan één maand doch niet langer dan drie maanden en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op de nader te bepalen terechtzitting van dit hof.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de raadsman van de verdachte tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting, met tijdige kennisgeving daarvan aan de benadeelde partijen en de nabestaanden van het slachtoffer.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. D.M. Thierry en mr. C.H.M. Royakkers,
in bijzijn van de griffier mr. A.F. Verbunt.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 20