ECLI:NL:GHDHA:2020:2072

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
2200109320
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake ontuchtige handelingen en bezit van seksuele afbeeldingen van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige, genaamd [aangeefster], en voor het in bezit hebben van seksuele afbeeldingen van haar. De feiten vonden plaats tussen 1 september 2018 en 11 april 2019 in Spijkenisse, waar de verdachte, die als trainer/coach bij een sportvereniging betrokken was, meermalen seksuele handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment 15 jaar oud was. De verdachte heeft ook een seksuele afbeelding van het slachtoffer in zijn bezit gehad. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, toegewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar ouders, tot schadevergoeding tot een bedrag van € 134,00 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor een deel van de tenlastelegging. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds onder behandeling is.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001093-20
Parketnummer: 10-691076-19
Datum uitspraak: 29 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 maart 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[de verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1. en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 197 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden als in het vonnis waarvan beroep omschreven, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Omtrent de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] is beslist als in het vonnis waarvan beroep omschreven. Tot slot is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep
Blijkens de “akte rechtsmiddel” van 27 maart 2020 heeft de officier van justitie onbeperkt hoger beroep ingesteld. In de appelschriftuur worden echter geen grieven aangevoerd tegen de vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde en ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal bevestigd dat daartegen geen grieven bestaan. Tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof het openbaar ministerie dan ook in zoverre niet ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot en met 31 maart 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een meisje, genaamd [aangeefster] (geboren op [geboortedag]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], namelijk het (telkens)
- brengen/duwen/houden van zijn penis in de mond van die [aangeefster], en/of
- ( vervolgens) klaarkomen in de mond van die [aangeefster], en/of
- brengen/duwen/houden van zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [aangeefster], en/of
- zich laten betasten door die [aangeefster] van/over zijn (met kleding bedekte) penis, en/of
- zich laten aftrekken door die [aangeefster], en/of
- betasten van/voelen aan de (met kleding bedekte) borsten van die [aangeefster];
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot en met 11 april 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, (een) afbeelding(en), te weten een of meer foto('s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en)
heeft vervaardigd en/of
doorgevoerd en/of
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) [aangeefster], geboren op [geboortedag], en aldus zijnde een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) -zakelijk weergegeven - bestond(en) uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeelding(en)/filmfragment(en) van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding(en) aldus een onmiskenbare seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
(afbeelding #26 en/of
afbeelding # 38 en/of
afbeelding # 44 en/of
afbeelding # 18).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer [aangeefster].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van
124september 2018 tot en met
3114maart 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
althans in Nederland,meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
met een meisje, genaamd [aangeefster] (geboren op [geboortedag]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die
bestond(en) ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], namelijk het
(telkens)
- brengen/duwen/houden van zijn penis in de mond van die [aangeefster], en
/of
- ( vervolgens) klaarkomen in de mond van die [aangeefster], en
/of
- brengen/duwen/houden van zijn vinger(s) in de vagina,
althans tussen de schaamlippenvan die [aangeefster], en
/of
- zich laten betasten door die [aangeefster] van/over zijn (met kleding bedekte) penis, en
/of
- zich laten aftrekken door die [aangeefster], en
/of
- betasten van/voelen aan de (met kleding bedekte) borsten van die [aangeefster];
2.
hij in
of omstreeksde periode van
124september 2018 tot en met 11 april 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
althans in Nederland, (een
)afbeelding
(en), te weten een
of meerfoto
('s) en/of
(een
)gegevensdrager
(s)bevattende
(een
)afbeelding
(en) heeft vervaardigd en/of doorgevoerd en/of verworven en/ofin bezit
heeftgehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding
(en) (een
)seksuele gedraging
(en)zichtbaar is
/zijn, waarbij
(telkens)[aangeefster], geboren op [geboortedag], en aldus zijnde een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken
of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging
(en
)-zakelijk weergegeven - bestond
(en)uit: het
geheel of gedeeltelijk naakt (laten)poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of
opgemaakt is en/ofposeert in een omgeving en/of
met (een) voorwerp(en) en/ofin een
(erotisch getinte)houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en
/ofwaarbij
deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeelding(en)/filmfragment(en) van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/ofde wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding
(en)/film(s)nadrukkelijk de (ontblote)
geslachtsdelen en/of borsten en/ofbillen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding
(en)aldus
een onmiskenbare seksuele strekking heeft en/ofstrekt tot seksuele prikkeling
,
(afbeelding #26
en/of afbeelding # 38 en/of afbeelding # 44 en/of afbeelding # 18).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

1.

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;

2.

een afbeelding of een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in het bezit hebben.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De destijds 24-jarige verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een half jaar meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij het destijds 15-jarige slachtoffer [aangeefster]. Die handelingen bestonden mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.
Daarnaast heeft hij een seksueel getinte foto van het minderjarige slachtoffer in zijn bezit gehad.
De verdachte en het slachtoffer kenden elkaar via een plaatselijke teamsportvereniging waar de verdachte trainer/coach was van een ander team. Omdat het slachtoffer vaker inviel bij het team van de verdachte werd hun contact intensiever. Zij begonnen WhatsApp-berichten uit te wisselen die al spoedig een seksuele lading kregen. De WhatsApp-gesprekken hebben tot vijf à zeven ontmoetingen geleid. Tijdens die ontmoetingen heeft het slachtoffer de verdachte onder meer gepijpt en afgetrokken. De verdachte heeft het slachtoffer bij een van die ontmoetingen gevingerd.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de bewezenverklaarde feiten voor het slachtoffer en haar ouders ingrijpende gevolgen hebben gehad en nog steeds hebben. De verdachte heeft het slachtoffer beroofd van de mogelijkheid haar eerste seksuele contacten te hebben op een moment waarop zij dat zelf in volledige vrije wil kan bepalen. Na het informatieve gesprek met de politie is het slachtoffer een aantal dagen niet naar school geweest. Zij sliep slecht en haar prestaties op school gingen achteruit. Het slachtoffer traint niet meer bij de bewuste sportvereniging. Zij en haar ouders staan tot op de dag van vandaag onder behandeling van een psycholoog.
De verdachte had het slachtoffer hiervoor kunnen en dus ook moeten behoeden. De verdachte had zich bewust moeten zijn van het risico dat de wetgever met de onderhavige strafbepaling op het oog heeft gehad, te weten dat het slachtoffer vanwege zijn leeftijd en het leeftijdsverschil en vanwege zijn bijzondere positie binnen de sportvereniging eerder dan zij zelf daadwerkelijk zou willen, zou toegeven aan de neiging om een seksueel contact met hem aan te gaan. In die zin had de verdachte overwicht op het slachtoffer. De verdachte had moeten inzien dat van een gelijkwaardige affectieve relatie tussen hem en het slachtoffer derhalve geen sprake kon zijn. Hoewel hij zich naar eigen zeggen ervan bewust was dat het “niet goed was” wat hij met het slachtoffer deed, is de verdachte daar meermalen aan voorbij gegaan en heeft hij de bevrediging van zijn eigen (seksuele) behoeftes voorop gesteld. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Anders dan de advocaat-generaal heeft het hof evenwel niet de indruk dat het slachtoffer door de verdachte is gedwongen tot het verrichten en ondergaan van de bewezenverklaarde seksuele handelingen. Dat het slachtoffer die handelingen zonder het eerderbedoelde overwicht van de verdachte (mogelijk) niet zou hebben verricht en/of ondergaan, betekent niet dat verdachte dus opzettelijk misbruik heeft gemaakt van dat overwicht.
Het hof onderkent dat [aangeefster] wel slachtoffer van dat overwicht is geworden, maar acht dit op zichzelf niet een omstandigheid die doorslaggevend is voor de modaliteit van de op te leggen straf.
Het hof heeft bij de beraadslaging acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 september 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof bij de beraadslaging acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 28 januari 2020, alsmede een voortgangsverslag d.d.
5 februari 2020. Hieruit volgt dat de seksuele handelingen in de beleving van de verdachte met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden. De verdachte ziet echter in dat hij fout is geweest. Dat de verdachte zich in zijn contacten mogelijk heeft opgesteld op een wijze die door een ander als dwingend zou kunnen worden ervaren, beseft de verdachte evenwel niet. De verdachte is wel gemotiveerd mee te werken aan eventuele hulpverlening en gedragsverandering. De reclassering schat de kans op recidive in als laag.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek als Fivoor of De Waag, of een soortgelijke zorgverlener, en een contactverbod met het slachtoffer, op te leggen. De behandeling dient ertoe de verdachte meer inzicht te geven in zijn delictgedrag.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een bericht van de huisarts d.d. 28 september 2020 overgelegd. Dit bericht houdt in dat de verdachte als gevolg van de onderhavige zaak en de daaruit voortvloeiende strafvervolging klachten ervaart die passen bij een traumastoornis. De stemmingsklachten van de verdachte zijn toegenomen toen de verdachte in april jongstleden vernam dat het openbaar ministerie in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank.
Hoewel de traumaklachten zich momenteel meer naar de achtergrond lijken te hebben verplaatst, ervaart de verdachte nog wel stemmingsklachten waardoor verdere ondersteuning aangewezen lijkt, (mede) tot behoud van wat tot nu toe is bereikt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het beter met hem gaat. Hij heeft werk en een nieuwe relatie. Hij heeft zijn nieuwe partner over de onderhavige zaak verteld. Zij is bereid de verdachte te steunen. De verdachte en zijn partner zijn op zoek naar eigen woonruimte.
Over de consequenties van zijn handelen heeft de verdachte voorts verklaard dat hij van zijn sportbond heeft vernomen dat hij die sport niet meer mag beoefenen. Ook overige sporten, zoals squashen, mocht de verdachte in het kader van de hem destijds opgelegde schorsingsvoorwaarden niet beoefenen. Zijn droom om, passend bij zijn opleiding, weer te werken met verstandelijk beperkte jong volwassenen, heeft de verdachte eveneens moeten opgeven, omdat hij gegeven deze strafzaak verwacht geen Verklaring Omtrent Gedrag te krijgen.
Het hof zal ook deze omstandigheden in de beslissing omtrent de op te leggen straf betrekken.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, de navolgende straf passend en geboden.
Gelet op de aard en ernst van de feiten neemt het hof tot uitgangspunt dat een vrijheidsbenemende straf dient te volgen.
Nu de feiten, niet alleen door de onderhavige strafzaak, maar ook door de in zijn omgeving aan die feiten verbonden consequenties ook voor de verdachte zelf grote, negatieve gevolgen hebben gehad, ziet het hof evenwel aanleiding die vrijheidsstraf vrijwel geheel voorwaardelijk op te leggen.
Daarbij zal het hof na te melden bijzondere voorwaarden opleggen, nu het hof zulks, gelet op de problematiek van de verdachte, geraden voorkomt. Waar het een verplichte behandeling betreft, doelt het hof met name op het inzicht dat verdachte dient te verwerven dat zijn wijze van communicatie en zijn daarmee samenhangend gedrag anderen mogelijk ‘forceert’. De verdachte moet leren om zijn eigen behoeftes beter af te stemmen op die van anderen.
Op die manier verwacht het hof de verdachte ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
Om de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten te benadrukken, acht het hof daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
De door het hof op te leggen straffen acht het hof onder de hierboven omschreven omstandigheden in overeenstemming met de straffen die in soortgelijke zaken als de onderhavige zijn opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster], als minderjarige vertegenwoordigd door haar ouders [vader] en [moeder], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 4.870,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 134,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient worden verklaard.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 134,00 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 134,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster], te vermeerderen met de wettelijke rente.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
197 (honderdzevenennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek als Fivoor of
De Waag, of een soortgelijke instelling, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering/zorgverlener verantwoord vindt en zich zal houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect - met [aangeefster] (geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats]), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 134,00 (honderdvierendertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 134,00 (honderdvierendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 april 2019.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. W.A.G.J.W. Ferenschild en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2020.