ECLI:NL:GHDHA:2020:2064
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak na onrechtmatig verkregen bewijs bij het openen van een autoportier zonder bevoegdheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor het stelen van goederen uit een kringloopwinkel. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep. De kern van de zaak draait om de vraag of het bewijs dat tegen de verdachte is verzameld, rechtmatig is verkregen.
De verdachte werd vrijgesproken omdat het hof oordeelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. Dit kwam voort uit het feit dat de politie het bijrijdersportier van de auto van de verdachte had geopend zonder de daarvoor vereiste wettelijke bevoegdheid. De politie had geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit op het moment van het openen van het portier, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim. Het hof benadrukte dat de persoonlijke levenssfeer van de burger moet worden gerespecteerd en dat de opsporingsambtenaren zich aan de wettelijke voorschriften moeten houden.
Het hof concludeerde dat de goederen die als inbrekerswerktuigen waren aangemerkt, niet zouden zijn aangetroffen als het portier niet was geopend. Dit vormverzuim had directe gevolgen voor de bewijsvoering, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het tenlastegelegde feit. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, waarbij het ook de teruggave van de in beslag genomen goederen gelastte.