Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[VERDACHTE],
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 17 september 2018, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) voorwerpen, te weten een of meer geldbedrag(en) (van in het totaal EURO 150.210,09, of daaromtrent), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 april 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, (meermalen) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten ingevolge artikel 17 lid 1 Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door (neven)inkomsten niet (tijdig) te melden.
Standpunt van de advocaat-generaal
Standpunt van de raadsman
Beoordeling
met uitzondering vande op beslaglijst 2 vermelde en aan
-met inachtneming van het hiervoor overwogene;
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: