ECLI:NL:GHDHA:2020:2004

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
2200058519
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van gewoontewitwassen en bijstandsfraude met betrekking tot schadevergoedingsmaatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 februari 2019. De verdachte, geboren in 1977 in Suriname, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor medeplegen van gewoontewitwassen en bijstandsfraude. Het hof bevestigde de veroordeling, met uitzondering van de beslagbeslissing en de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal had verzocht om ambtshalve oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, omdat een slachtoffer in eerste aanleg op een foutief adres was aangeschreven. Het hof oordeelde echter dat er onvoldoende zekerheid bestond over de schade die het slachtoffer had geleden, en ging daarom niet over tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof verklaarde zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De beslissing over de in beslag genomen voorwerpen werd wel bevestigd, met uitzondering van de iPhone die aan een vrouw moest worden teruggegeven. Het hof oordeelde dat de in beslag genomen voorwerpen grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde feit waren verkregen, en verklaarde deze verbeurd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000585-19
Parketnummer: 09-767203-18
Datum uitspraak: 22 september 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals nader omschreven in dat vonnis.
Door de officier van justitie en namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in het hoger beroep
Door het Openbaar Ministerie zijn bij schriftuur geen grieven geformuleerd tegen de vrijspraak van de verdachte ter zake van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van de vrijspraak voor dit feit ook geen grieven zal formuleren. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van dit feit in hoger beroep. Daarom zal ook het Openbaar Ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van dit feit.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 17 september 2018, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) voorwerpen, te weten een of meer geldbedrag(en) (van in het totaal EURO 150.210,09, of daaromtrent), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 april 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, (meermalen) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten ingevolge artikel 17 lid 1 Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door (neven)inkomsten niet (tijdig) te melden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, aangevuld met ambtshalve oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer].
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de beslissing omtrent de in beslag genomen voorwerpen en de motivering daarvan.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer]
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in aansluiting op de op 6 augustus 2020 per e-mail overgelegde stukken met daarin een beschrijving van de door [slachtoffer] geleden schade ten bedrage van
€ 5.276,79, het hof verzocht om ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu [slachtoffer] in eerste aanleg bij vergissing op een foutief adres is aangeschreven, waardoor dit slachtoffer zich in eerste aanleg niet op correcte wijze met een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij heeft kunnen voegen.
De raadsman heeft zich verzet tegen het ambtshalve opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, nu dit in onderhavig geval zou indruisen tegen het wettelijk systeem.
Het hof overweegt dat artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces met een vordering tot vergoeding van die schade. Los van een door de benadeelde partij ingestelde vordering kan de rechter, eventueel ambtshalve, de in artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde schadevergoedingsmaatregel opleggen, indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het hof zal, anders dan gevorderd door de advocaat-generaal, niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van het hof bestaat er onvoldoende zekerheid omtrent de vraag of [slachtoffer] ten gevolge van het onder 1 bewezenverklaarde feit thans nog enige schade lijdt. Onder die omstandigheden ziet het hof geen aanleiding over te gaan tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de slachtoffers, ook niet schattenderwijs.
Beslagbeslissing
Onder de verdachte zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich verenigd met de beslagbeslissing van de rechter in eerste aanleg.

Standpunt van de raadsman

De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof met betrekking tot de inbeslaggenomen auto en iPhone overeenkomstig de beslagbeslissing in eerste aanleg dient te beslissen. Met betrekking tot de in eerste aanleg verbeurdverklaarde voorwerpen heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze voorwerpen niet verbeurd dienen te worden verklaard op de grondslag dat het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen, maar op de grondslag dat deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zijn verkregen.

Beoordeling

Teruggave aan de verdachte
Ten aanzien van het op beslaglijst 1 onder nummer 1 inbeslaggenomen voorwerpen zal een last tot teruggave aan de verdachte worden gegeven.
Teruggave aan [vrouw]
Ten aanzien van de op beslaglijst 2 vermelde en aan [vrouw] toebehorende iPhone 8+, kleur onbekend, goed A.01.02.002, IMEI-nummer [IMEI iPhone], vermeld op pagina 910 van het procesdossier, zal een last tot teruggave aan [vrouw] worden gegeven, met dien verstande dat dit voorwerp, blijkens de mededeling van de raadsman van de verdachte, mogelijk reeds aan haar is teruggegeven. Het hof stelt vast dat van de zojuist vermelde aan [vrouw] toebehorende iPhone 8+ niet bekend is onder welk nummer dit voorwerp vermeld staat op beslaglijst 2. Het hof stelt voorts vast dat op beslaglijst 2 meerdere iPhones vermeld staan. Het hof heeft noch op basis van de beslaglijst, noch op basis van het procesdossier kunnen achterhalen welke iPhone op beslaglijst 2 aan [vrouw] toebehoort.
Verbeurdverklaren
Het hof verklaart verbeurd de op beslaglijst 2 vermelde voorwerpen, nu dit voorwerpen betreft die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zijn verkregen,
met uitzondering vande op beslaglijst 2 vermelde en aan
[vrouw] toebehorende iPhone 8+, kleur onbekend, goed A.01.02.002, IMEI [IMEI iPhone], vermeld op pagina 910 van het procesdossier, nu deze iPhone – zoals zojuist overwogen - dient te worden teruggegeven aan [vrouw].
Voor het overige dient het vonnis waarvan beroep - voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen - derhalve onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde;
bevestigt het vonnis waarvan beroep - voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen
-met inachtneming van het hiervoor overwogene;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 1.00 STK Cadeaubon, LUXURY HOTEL;
3. 1.00 STK Lamp, XENONLAMP in een doos met rekening;
4. 1.00 STK Harddisk VERBATIM;
5. 1.00 STK Computer, SHARK OON desktop;
6. 1.00 STK Computer KL:zwart, ZALMAN desktop;
7. 1.00 STK Computer Kl:zwart, FUJITSU laptop;
8. 1.00 STK Computer, APPLE iPad;
9. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit, APPLE A1387;
10. 1.00 STK Computer Kl:wit, APPLE iPAD, A1432;
11. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart, APPLE iphone;
12. 1.00 STK Telefoontoestel, APPLE iphone;
13. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: roze, APPLE iphone;
14. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit, APPLE iphone;
15. 1.00 STK Telefoontoestel, Kl:zwart, APPLE iphone;
16. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:blauw, SAMSUNG;
17. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart, SAMSUNG;
18. 2.00 STK Kaart, KPN simkaart;
19. 64.00 STK Kaart, LEBARA simkaart;
20. 1.00 STK USB stick Kl:blauw, KINGSTON 4gb;
21. 1.00 STK gegevensdrager Kl:wit; SYNOLOGY NAS;
22. 1.00 STK Computerspel, NINTENDO switch, met 4 spellen;
23. 1.00 STK Pas, ASN;
met uitzondering vande in deze opsomming vermelde en aan [vrouw] toebehorende iPhone 8+, kleur onbekend, goed A.01.02.002, IMEI-nummer [IMEI iPhone], vermeld op pagina 910 van het procesdossier;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. Een personenauto, merk Volkswagen, type Golf kenteken [kenteken Golf], incl. 2 sleutels;

gelast de teruggave aan [vrouw] van het in beslag genomen voorwerp, te weten:

De op beslaglijst 2 vermelde en aan [vrouw] toebehorende iPhone 8+, kleur onbekend, goed A.01.02.002, IMEI [IMEI iPhone], vermeld op pagina 910 van het procesdossier.
Dit arrest is gewezen door Chr.A. Baardman,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffiers mr. J.J. Mossink en mr. S.J. de Vries.
Mr. S.J. de Vries en mr. C.H.M. Royakkers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2020.