Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Agora Shipping & Trading B.V.,
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
4. RTMO Logistics B.V.,
5. AGO Holding B.V.,
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding
- i) Agora is in 2012 opgericht. Zij heeft drie aandeelhouders, waaronder [X] en [Z]. [X] is bestuurder van Agora.
- ii) Agora is als tussenpersoon actief op de markt van nationaal en internationaal goederenvervoer. Haar bedrijfsactiviteiten bestaan uit (logistieke) dienstverlening bij transportopdrachten. Agora rekent voor haar dienstverlening een bemiddelingsvergoeding aan haar opdrachtgevers.
- iii) In 2015 heeft [appellant 3] (de echtgenote van [X] en werkneemster van Agora) AGO opgericht. Zij is enig aandeelhouder en bestuurder van AGO. AGO heeft vervolgens RTMO opgericht. AGO is enig aandeelhouder en bestuurder van RTMO.
3.Beoordeling van het beroep
De vordering tegen [X] c.s. bij het verzoek van tussenkomst zal aldus de schadevergoeding inhouden die Agora heeft geleden na het oprichten van RTMO.”
[Z]en dat
dienshandelwijze ertoe heeft geleid dat de vennootschappen RTMO en AGO zijn opgericht. Dit impliceert dat Agora van mening is dat [Z] – en niet [X] c.s. – onrechtmatig heeft gehandeld, al verbindt Agora daaraan niet de consequentie dat zij een daarop toegesneden vordering uit onrechtmatige daad tegen [Z] zal instellen als haar verzoek om tussenkomst wordt toegewezen. Tijdens het pleidooi in hoger beroep heeft het hof Agora expliciet gevraagd welke vorderingen zij zou willen instellen als zij in de procedure zou mogen tussenkomen, maar een vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van [Z] (als hiervoor omschreven) heeft zij niet genoemd.
Het belang van Agora ligt in lijn met dat van [X] c.s.”