Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 18 augustus 2020
[appellant] , handelend onder de naam [handelsnaam] ,
Altera Vastgoed N.V.,
Het geding
De feiten
ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST WINKELRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW” van toepassing verklaard (hierna: de algemene bepalingen). In de algemene bepalingen zijn, voor zover thans van belang, de volgende artikelen opgenomen:
7. Indien huurder zich, na door verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de huurovereenkomst en de in deze algemene bepalingen opgenomen voorschriften, verbeurt huurder aan verhuurder, voor zover geen
Naar aanleiding van de wateroverlast van de afgelopen vier jaar wil ik Altera Vastgoed N.V. aansprakelijk stellen voor de geleden schade naar aanleiding van de wateroverlast in het pand van [handelsnaam] (…).
Zoals reeds eerder aangegeven, hebben wij last van wateroverlast en daarmee gepaard gaande schade in het pand van [handelsnaam] . Deze wateroverlast is aangetoond, door gebreken in het pand ontstaan. Dit heeft zware financiële gevolgen voor het restaurant veroorzaakt, omdat ik steeds heb gezocht naar oplossingen en mogelijkheden om van het water af te komen en de daarmee gepaard gaande stank, schimmels en vervanging van materiele zaken.Ik wil het betalen van de huur uitstellen, totdat de problemen zijn opgelost of tenminste wachten op een tegemoetkoming door de eigenaar van het pand Altera Vastgoed B.V.
“Lekkage gevelconstructie De Zaak, [handelsnaam] , kelderboxen
in zijn zaak verder onderzoek gepleegd naar de waterdichtheid van zijn leidingwerk. Na het openen van een koof stuitte hij op een afvoerleiding vanaf zijn bar op de eerste verdieping naar de souterrain verdieping welke halverwege afgebroken was. De afgebroken leiding zorgde voor een ophoping van vocht in deze koof en dit liep langzaam de constructievloer op. Dit is waarschijnlijk de oorzaak geweest van de lekkageproblemen bij De Zaak, [handelsnaam] en de kelderboxen. Deze breuk is uiteraard direct hersteld (zie afbeeldingen 4, 5 en 6). (…)”
De vorderingen van partijen en de beslissingen van de kantonrechter
De vorderingen in hoger beroep
in het incident (ex art. 843a Rv):
in de hoofdzaak:
De grieven
Grief IIkomt op tegen het oordeel dat de overlast als gevolg van de lekkende (afgebroken) (afvoer)leiding in De Zaak kwalificeert als een feitelijke stoornis als bedoeld in artikel 7:204 lid 3 BW. Volgens [appellant] is de wateroverlast na het aangaan van de huurovereenkomst ontstaan en wordt deze niet (alleen) veroorzaakt door een ‘derde’ (De Zaak), maar eveneens door constructieve gebreken.
Grief IV (Grief III ontbreekt)is gericht tegen het oordeel dat Altera, als gevolg van de onderzoeken die zij in het complex en gehuurde heeft geïnitieerd, adequaat heeft gehandeld, waardoor zij niet toerekenbaar tekort is geschoten. Volgens [appellant] had Altera direct (herstel)maatregelen moeten treffen om de overlast te beëindigen. [appellant] verzet zich daarnaast tegen de overweging dat voor een huurverlaging (ex art. 7:207 BW) de tekortkoming ‘toerekenbaar’ moet zijn; [appellant] had immers niet het bij aanvang van de huurovereenkomst overeengekomen huurgenot..
De beoordeling van de incidentele vordering
De beoordeling van de grieven en vorderingen in de hoofdzaak
recente foto’s” gesteld dat het gehuurde nog steeds vochtig is. Deze stelling wordt verworpen. Het gehuurde is medio 2019 ontruimd en Altera heeft gedurende de meervoudige comparitie in hoger beroep onbestreden aangevoerd dat het gehuurde (inclusief de kelder) inmiddels volledig ‘droog’ is (zie hiervoor, overweging 15).
na de ontdekking van de juiste oorzaak, direct is hersteld. De vraag die voorligt is daarom of Altera tekort is geschoten in haar verplichting tot deugdelijk en tijdig onderzoek om de oorzaak van het gebrek te ontdekken. Het hof overweegt dat Altera niet tekort is geschoten in laatstbedoelde verplichting. Het hof verwijst in dit verband naar (i) de sinds oktober 2016 in opdracht van Altera uitgevoerde (destructieve) onderzoeken, (ii) de uitgevoerde preventieve- en herstelwerkzaamheden, (iii) de uitgevoerde controle en reiniging van leidingen in het complex, (iv) de geplaatste (en later gecontroleerde/gereinigde) pomp in de kelder van het gehuurde, (v) de opgevraagde offertes en (het noodzakelijk) gevoerde overleg met de VvE, (vi) de aangevraagde vergunningen voor nader onderzoek en andere inspanningen (als genoemd in overwegingen 7, 9 t/m 12 van het tussenarrest en beschreven in de memorie van antwoord, nrs. 81 t/m 103). Hierbij is relevant dat sprake was van een moeilijk traceerbare lekkage in een groot complex én dat door alle ingeschakelde deskundigen – inclusief de door [appellant] ingeschakelde deskundige – (aanvankelijk) werd gerapporteerd dat sprake was van andere (constructieve) oorzaken dan gebroken leidingen in en andere complicaties met het inbouwpakket van De Zaak. Pas veel later is gebleken dat de wateroverlast in het gehuurde enkel afkomstig was uit dat inbouwpakket. Het kan onder die omstandigheden Altera niet worden verweten dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om de oorzaak van de wateroverlast aan het licht te brengen en te verhelpen.
toerekenbaartekort geschoten in haar herstelverplichting aangezien zij blijkens het voorgaande voldoende adequaat op het gebrek heeft gereageerd, nadat zij door [appellant] op de overlast was gewezen.
niet toerekenbaaris tekortgekomen en de situatie van artikel 6:74 BW (en die van artikel 7:208 BW) zich niet voordoet. De schadevorderingen van [appellant] missen daarom een deugdelijke grondslag en moeten worden afgewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde verklaring voor recht, die als strekking heeft de schadeplichtigheid van Altera wegens een toerekenbare tekortkoming.
De algemene bepalingen
exoneratieclausules” in de algemene bepalingen “
in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op[gaat]”. Volgens [appellant] is Altera, als (hoofd)verhuurder, verantwoordelijk voor de schade als gevolg van de lekkende (afgebroken) (afvoer)leiding. Altera had daarom in de visie van [appellant] tegen De Zaak en/of Grolsch, de overlastgevende (onder)huurders, moeten optreden.
nietnaar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Altera jegens [appellant] een beroep doet op de algemene bepalingen. Altera mag dus wel een beroep doen op artikel 11.6 van de algemene bepalingen en dit beroep staat, zoals gezegd, in de weg aan ontbinding en overigens (ook) schadevergoeding. Dit betekent dat [appellant] de overeenkomst op 9 maart 2018 niet rechtsgeldig (gedeeltelijk) buitengerechtelijk heeft ontbonden. [appellant] kan ook hierom evenmin aanspraak kan maken op (immateriële en materiele) schadevergoeding en huurprijsvermindering.
Beroep op contractuele boete(rentes)
grief VII(gedeeltelijk) slaagt en Altera zich, anders dan de kantonrechter oordeelde, niet op de boetebepalingen kan beroepen, zal het hof het bestreden vonnis op dit punt vernietigen.
Conclusie en slot
grief VII(gedeeltelijk) slaagt en de overige grieven falen dan wel dat [appellant] bij de (verdere) behandeling hiervan geen belang meer heeft. Ten aanzien van Grief I, die ziet op de door de rechtbank vastgestelde feiten, geldt dat [appellant] hier (in het bijzonder) geen belang bij heeft, omdat het hof hiervoor zelf de feiten heeft vastgesteld. Voor bewijslevering bestaat geen aanleiding omdat geen feiten te bewijzen zijn aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
Beslissing in het incident
- wijst de incidentele vordering van [appellant] af;
- compenseert de kosten van incident, des dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing in de hoofdzaak
- vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarbij [appellant] is veroordeeld tot het betalen van contractuele boete en boeterentes (onderdelen 6.a (gedeeltelijk), 6.b, 6.c (gedeeltelijk), 6.d en 6.e van het dictum van het bestreden vonnis), en wijst de daarop betrekking hebbende vorderingen af;
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
- compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, des dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
H.C. Grootveld en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 18 augustus 2020.