Uitspraak
1.Zaak Marajo
2.Zaak Antofagasta
3.Zaak Maripa
4.Zaak Corruptie
1.Zaak Marajo
2.Zaak Antofagasta
3.Zaak Maripa
4.Zaak Corruptie
een geldbedragoverhandigd als [betrokkene 2] in zijn functie bij de afdeling Pre-Arrival van de Douane (een) bepaalde container(s) zodanig in het systeem zou beoordelen en/of had beoordeeld dat deze container{s) niet werd(en) gecontroleerd.
Pretty Good Privacy(hierna: PGP)–gesprekken waar uiterst behoedzaam mee om dient te worden gegaan, mede ten aanzien van het gebruik daarin van de naam “opa”/“ouwe” om de verdachte aan te duiden, en omdat de rol van de verdachte in relatie tot de douaneambtenaar [betrokkene 2] met betrekking tot de zaak Marajo hooguit als medeplichtige kan worden geduid en dat is niet tenlastegelegd.
,erin doen en open halen, duiken en spullen van onder een boot halen, alsmede over containers. De verdachte zegt tevens ‘laat hij nou maar zorgen dat het er in komt’ en ‘dan kan je die dinges laten komen en dan in de derde week van augustus kunnen we hem volproppen.’
- een rip-off-controle, waarbij de deuren van de container open zijn gemaakt om te zien of er direct achter de deuren tassen staan met verdovende middelen;
- de inzet van een mobiele scan waarbij de containers buitenaf worden gescand.
[Betrokkene 2] was in de hiervoor genoemde periode werkzaam als douaneambtenaar bij de afdeling zeezaken op de afdeling pre-arrival en heeft wel verklaard over zijn contacten met de verdachte.
In een gesprek op 12 januari 2015 spreekt de verdachte over het aan [betrokkene 2] geven van 250.000 euro en in een gesprek op 21 oktober 2014 van [betrokkene 2] met [betrokkene 3] spreekt [betrokkene 2] over het mee pakken van 1.000 kilo en het daarmee verdienen van 10 miljoen euro.
Dat er ook daadwerkelijk betaald is, blijkt naar het oordeel van het hof uit de OVC-gesprekken van 22 februari 2015 waarin de verdachte met [betrokkene 2] spreekt over een volgend keer allemaal klein, briefjes van € 50,- en van 11 maart 2015 waaruit blijkt dat [betrokkene 2] aan het tellen is, alsmede uit een observatieverslag van 11 maart 2015 waaruit blijkt dat [betrokkene 2] aan de verdachte een papier overhandigt.
De enkele omstandigheid dat [medeverdachte 1] op de hoogte was van de omkoping en daarvan financieel heeft geprofiteerd is naar het oordeel van het hof onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten aan te nemen ten aanzien van de omkoping zelf.
Dat [medeverdachte 1] samen met de verdachte zou hebben beslist over de vergoeding die [betrokkene 2] zou ontvangen, kan naar het oordeel van het hof niet uit de in het dossier voorhanden bewijsmiddelen worden geconcludeerd.
Uit de desbetreffende opgenomen gesprekken blijkt niet meer en niet minder dan dat de verdachte en [medeverdachte 1] spreken over aan [betrokkene 2] te betalen bedragen.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte in de aan de genoemde ontnemingszaak onderliggende strafzaak op 9 februari 2001 (rolnummer) onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien jaren voor onder meer opiumwetdelicten, deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van moord. In voornoemde informatie kon een aanwijzing worden gezien dat de verdachte niet lang na het uitzitten van die straf zich mogelijk opnieuw schuldig maakte aan ernstige strafbare feiten op grond waarvan het inzetten van BOB-middelen mogelijk was.
Een dergelijke machtiging mag enkel worden verleend ingeval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De verdenking van de handel in verdovende middelen valt daaronder.
- de verdachte is op 22 april 2015 in verzekering gesteld;
- op 15 maart 2017 is door de rechtbank vonnis gewezen,
- op 23 en 29 maart 2017 is door en namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
- op 19 april 2018 heeft een pre-regiebehandeling plaatsgevonden;
- op 28 en 29 januari 2019 heeft een regiebehandeling plaatsgevonden;
- de geplande zittingsdagen in april en mei 2020 hebben niet kunnen plaatsvinden wegens de COVID-19 maatregelen;
- de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) jaren en 4 (vier) maanden.