ECLI:NL:GHDHA:2020:1691

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
22-005424-19.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake diefstal van kleding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte op 21 november 2019 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, met aftrek van 13 dagen voorarrest. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van diefstal van kleding, specifiek jurken, die toebehoorden aan Primark. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij de advocaat-generaal een vordering heeft ingediend om het vonnis te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen tot een gevangenisstraf van 14 dagen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, waarbij het hof de omstandigheden van de zaak in overweging heeft genomen. De verdachte had meerdere kledingstukken gestolen door deze in haar tas te stoppen en de winkel te verlaten zonder te betalen. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat zij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gezien de ernst van de feiten en de recidive heeft het hof besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen een passende reactie is.

Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 17 dagen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. Het hof heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging gegrond verklaard en de verdachte opnieuw veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 9 september 2020.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005424-19
Parketnummers: 10-267309-19 en 09-818047-18 (TUL)
Datum uitspraak: 9 september 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 21 november 2019 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1976,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek van 13 dagen voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 9 november 2019 te Rotterdam kleding (jurken), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Primark, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks9 november 2019 te Rotterdam kleding (jurken),
in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan Primark, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft meerdere kledingstukken gestolen. Dit heeft zij gedaan door deze kleding in een hoek van de lift in haar tas te stoppen en vervolgens de winkel te verlaten zonder deze kledingstukken af te rekenen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die doorgaans worden opgelegd voor een winkeldiefstal bij een verdachte die meermalen eerder een winkeldiefstal heeft gepleegd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat enkel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank
's-Gravenhage van 10 oktober 2018 onder parketnummer 09-818047-18 is de verdachte voor zover hier van belang veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, gevorderd dat de proeftijd zal worden verlengd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie zoals ingediend in eerste aanleg tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
De namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerde persoonlijke omstandigheden vormen geen aanleiding om te komen tot een ander oordeel, mede omdat de juistheid daarvan door de verdachte noch door de raadsman op enigerlei wijze is gestaafd.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van, parketnummer 09-818047-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. W.M. Limborgh,
mr. TH.P.L. Bot en mr. F.W. van Lottum, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 september 2020.
Mr. F.W. van Lottum is niet in staat dit arrest mede te ondertekenen.