ECLI:NL:GHDHA:2020:1659

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
200.266.350/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gebreken in verkochte woning en dwaling door onjuiste mededelingen over dakvernieuwing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant 1] c.s. tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin een aantal vorderingen met betrekking tot gebreken in een verkochte woning zijn afgewezen. De woning, gekocht op 27 juli 2016, vertoonde na de levering op 31 augustus 2016 diverse gebreken, waaronder ernstige condensvorming en lekkage. [appellant 1] c.s. stelde dat de verkoper, [geïntimeerde], onjuiste mededelingen had gedaan over de staat van het dak, wat leidde tot dwaling. De rechtbank had geoordeeld dat de gebreken niet aan normaal gebruik in de weg stonden en dat [appellant 1] c.s. te laat had geklaagd over bepaalde gebreken. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant 1] c.s. beoordeeld en vastgesteld dat de verkoper inderdaad onjuiste informatie had verstrekt over de dakbedekking. Het hof oordeelde dat [appellant 1] c.s. als gevolg van deze dwaling schade had geleden, die werd begroot op € 4.827,90. Het hof heeft de koopprijs van de woning met dit bedrag verminderd en de verkoper veroordeeld tot terugbetaling. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.266.350/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/558354/ HA ZA 18-897

arrest van 15 september 2020

inzake

1. [appellant 1],

wonende te [woonplaats 1],

2. [appellant 2],

wonende te [woonplaats 1],
appellanten,
hierna te noemen: [appellant 1] c.s. (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. A. Stretton-Tjahjadi te Leiden,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.J. Kesseboom te Leiden.

De procedure in hoger beroep

1. Bij exploot van 13 september 2019 is [appellant 1] c.s. in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis van 26 juni 2019 (hierna: het bestreden vonnis). Bij arrest van 8 oktober 2019 is een comparitie van partijen gelast. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 november 2019. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal gemaakt. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant 1] c.s. zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met een productie heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

De feiten

2. Op 27 juli 2016 heeft [appellant 1] c.s. van [geïntimeerde] de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] gekocht (bouwjaar: 1975, hierna te noemen: de woning). Levering van de woning vond plaats op 31 augustus 2016.
3. In de verkoopfolder van de woning stond over de dakbedekking, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:

Dakbedekking is onlangs vervangen.’’
4. [appellant 1] c.s. heeft de woning voorafgaande aan de koop, op 21 juli 2016, bouwkundig laten keuren. In het inspectierapport zijn vijf gebreken in de woning geconstateerd (betonrot, ontbrekende aarding in de badkamer, aangetaste voegen van de gevel en twee gescheurde stenen, condensvorming dubbelglas in schuifpui en achterstallig schilderwerk kozijnen/sponningen van twee ramen).
5. [geïntimeerde] heeft, eveneens voorafgaande aan de koop, met betrekking tot de staat van de woning een vragenlijst ingevuld. Ten aanzien van het dak heeft [geïntimeerde], voor zover thans van belang, het volgende ingevuld (waarbij het hof de antwoorden van [geïntimeerde] in onderstaand citaat heeft onderstreept):

“21. Daken

a. Heeft u last van lekkage aan de daken (gehad)?NEE
b. Heeft u het dak al eens laten vernieuwen of repareren?JA
Zo ja wat en wanneer:alleen dakbedekking
c. Indien sprake is van platte daken (…) hoe oud is/zijn dan de daken?2014 = dakbedekking
d. Zijn er gebreken aan het dak bekend?NEE’’
6. De tussen [appellant 1] c.s. en [geïntimeerde] gesloten koopovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:

“Artikel 6 Staat van de onroerende zaak. Gebruik.

6.1.
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat
waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt met alle (...)
zichtbare en onzichtbare gebreken (...).
6.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen
bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:woning. (...)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig
zijn. Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik
belemmeren en die aan koper bekend zijn of kenbaar zijn op het moment van het tot stand
komen van deze koopovereenkomst.(…)
Artikel 20 Nadere afspraken(…)
Ouderdomsclausule
Koper is ermee bekend dat het registergoed ruim 30 jaar oud is en dat de eisen die thans
aan de kwaliteit van soortgelijke zaken van soortgelijke aard gesteld mogen worden
aanzienlijk hoger liggen dat ten tijde van de toenmalige oprichting. In afwijking van het
bepaalde in artikel 6 van deze overeenkomst, garandeert verkoper niet dat het registergoed
vrij is van gebreken die het voorgenomen gebruik in de weg zouden kunnen staan en die
direct dan wel indirect verband (kunnen) houden met deouderdomvan het registergoed.’’
7. Partijen hebben onderling afspraken gemaakt over de betaling van de herstelkosten van de hiervoor onder 4. genoemde vijf gebreken. Deze afspraken komen er op neer dat een groot deel van de herstelkosten zal worden voldaan uit een bedrag van € 10.000,-- dat afkomstig was uit de koopprijs van de woning. Laatstgenoemd bedrag is door [geïntimeerde] in een depot bij de notaris gestort. Van dit depot is € 6.395,53 uitgekeerd aan [appellant 1] c.s. Het restant is aan [geïntimeerde] uitgekeerd.
8. Na levering van de woning stelt [appellant 1] c.s. wederom diverse gebreken hieraan te hebben geconstateerd (zie hieronder voor een genummerd overzicht). [appellant 1] c.s. heeft deze (gestelde) gebreken voor het eerst bij e-mails van 7 september 2016 (klachtpunt 6), 18 september 2016 (klachtpunt 7), 19 november 2016 (klachtpunten 8, 9 en 15) en 13 april 2017 (klachtpunten 10 tot en met 14 en 16 tot en met 20) bij [geïntimeerde] gemeld.
klacht-
punt
Beschrijving klacht
6
Ernstige condensvorming tussen ramen door lekkage in raampartij keuken
7
Gebrek in constructie badkamervloer
8
Lekkage dak boven kleine slaapkamer boven
9
Verrotte schutting achtertuin
10
Lekke koppelingen in leidingen van radiatoren
11
Open lasdoos in de grond achtertuin veroorzaakt bij regen door kortsluiting doorslaan van stop in de meterkast
12
Scharnier in deur van woonkamer naar slaapkamer is uit de deur gescheurd
13
Defecte vaatwasser (stopt halverwege uitvoering ingestelde programma)
14
Defecte koel/vriescombinatie
15
Verwarming kleine slaapkamer boven is niet bruikbaar
16
Ernstige beschadiging parketvloer woonkamer, verborgen onder een zware plantenbak
17
Hotelschakeling verlichte trappenhuis defect
18
Deur in de hal naar keuken bleef scheef hangen
19
ijzeren gasbuis onder vloer lekt
20
Vloer beneden slaapkamer bleek vanuit plusminus 1 meter uit de schuifpui drie centimeter te zaken om de juiste hoogte te creëren voor aansluiting op de schuifpui, waardoor geen parket vloer gelegd kan worden zonder de vloer te egaliseren.
9. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de vraag of [geïntimeerde] de herstelkosten moet betalen voor de (gestelde) gebreken die na de levering van de woning zijn gemeld. Nadat [geïntimeerde] aansprakelijkheid ten aanzien van deze gebreken van de hand had gewezen, heeft [appellant 1] c.s. haar in rechte betrokken.

De vordering in eerste aanleg en de beslissing van de rechtbank

10. In eerste aanleg vorderde [appellant 1] c.s. in conventie (samengevat), na vermindering van eis, naast een proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad:
primair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, partiële ontbinding van de koopovereenkomst voor een bedrag van € 32.062,39 en een veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding; en
subsidiair:een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gecreëerd en dat de koopprijs wordt verminderd met € 32.062,39 met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding.
11. Aan zijn vorderingen heeft [appellant 1] c.s. ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis, onrechtmatig heeft gehandeld, dan wel dat [appellant 1] c.s. heeft gedwaald (en hij hierdoor nadeel heeft ondervonden).
12. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld. [geïntimeerde] vorderde, indien zij zou worden veroordeeld tot betaling van enig bedrag, kort gezegd, dat het restant van het geld in depot (na verrekening van hetgeen waartoe zij zou worden veroordeeld) aan haar werd uitbetaald. Deze vordering heeft de rechtbank afgewezen en zij is niet meer aan de orde in dit hoger beroep.
13. De rechtbank heeft [geïntimeerde] in conventie veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.210,-- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018). De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat [appellant 1] c.s. ten aanzien van de beschadigde parketvloer (klachtpunt 16) heeft gedwaald. Met betrekking tot de overige gebreken heeft de rechtbank overwogen dat [appellant 1] c.s. te laat heeft geklaagd en/of niet heeft gedwaald en/of niet is gebleken dat het gebrek aan normaal gebruik van de woning in de weg staat. Het hof heeft de oordelen van de rechtbank per klachtpunt/gebrek samengevat weergegeven in onderstaand schema:
klachtpunt
overweging
bestreden vonnis
(samengevat) oordeel rechtbank
1 tot en met 5
4.2.
reeds voorzien in het depot en al betaald (‘eisvermindering’ ter zake deze gebreken op zitting)
6 tot en met 9
4.8 tot en met 4.11
niet concreet toegelicht waarom deze punten aan normaal gebruik van woning in de weg staan
4.12
geen dwaling, want niet aannemelijk dat koopovereenkomst anders niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden was aangegaan
10 tot en met 14
4.5 & 4.6
te laat geklaagd
omdat te laat is geklaagd, wordt ook het beroep op dwaling verworpen
15
4.8 tot en met 4.11
niet concreet toegelicht waarom dit punt aan normaal gebruik van woning in de weg staat
4.12
geen dwaling, want niet aannemelijk dat koopovereenkomst anders niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden was aangegaan
16
4.7
beroep op de klachtplicht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
4.1
niet concreet toegelicht waarom deze punten aan normaal gebruik van woning in de weg staan
4.13
dwaling wordt aangenomen en ‘nadeel’ begroot op herstelkosten.
17 tot en met 20
4.5 & 4.6
te laat geklaagd
omdat te laat is geklaagd, wordt ook het beroep op dwaling verworpen

De grieven

14. [appellant 1] c.s. heeft tegen het bestreden vonnis hoger beroep ingesteld. In hoger beroep vordert hij (gedeeltelijke) vernietiging van het bestreden vonnis en (alsnog) toewijzing van al zijn (in eerste aanleg afgewezen) vorderingen met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
15. De grieven laten zich als volgt samenvatten.
Grieven I en IIzijn gericht tegen het oordeel dat [appellant 1] c.s. te laat heeft geklaagd met betrekking tot bepaalde de door hem gestelde gebreken (klachtpunten 10 tot en met 14 en 17 tot en met 20) en daardoor zijn rechten heeft verwerkt zich ten aanzien hiervan te beroepen op non-conformiteit en/of dwaling.
Grief IIIkomt op tegen de overweging dat geen beroep op dwaling kan worden gedaan ten aanzien van bepaalde gebreken (klachtpunten 10 tot en met 14 en 17 tot en met 20), omdat de klachtplicht is geschonden. Ook ten aanzien van andere gebreken, waaronder de lekkage in het dak (klachtpunt 8) is het beroep op dwaling volgens [appellant 1] c.s. ten onrechte verworpen, omdat [geïntimeerde] [appellant 1] c.s. hierover opzettelijk heeft misleid.
Grieven IV en Vzijn gericht tegen de oordelen dat de gebreken, als beschreven in klachtpunten 6 tot en met 9 en 15, niet kunnen leiden tot een succesvol beroep op dwaling en/of aan een normaal gebruik van de woning in de weg staan.
Grief VIis gericht tegen de begroting van de kosten van herstel van de beschadigde parketvloer. Grief VII heeft betrekking op het proces-verbaal van de comparitie in hoger beroep, dat volgens [appellant 1] c.s. incompleet is.
15. [geïntimeerde] heeft de grieven gemotiveerd bestreden.

Beoordeling van het hoger beroep

proces-verbaal (grief VII)
17. Deze grief wordt verworpen omdat [appellant 1] c.s. hier geen belang bij heeft. De grief betreft immers geen bezwaar tegen het bestreden vonnis. Daar voegt het hof het volgende aan toe. De comparitie na aanbrengen was, zoals in het arrest van 8 oktober 2019 vermeld, bedoeld om een minnelijke regeling te treffen en/of regieafspraken te maken en is gehouden voordat partijen hun conclusies hadden genomen. De bedoeling was niet om partijen de gelegenheid te geven stellingen in extenso toe te lichten en daarvan verslag te doen in een uitgebreid proces-verbaal.
klachtpunten 10 tot en met 14 en 17 tot en met 20 (grieven I, II en III)
18. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [appellant 1] c.s. wat deze klachtpunten betreft zijn klachtplicht heeft geschonden. Het hof onderschrijft wat de rechtbank te dien aanzien heeft overwogen in 4.5 van het bestreden vonnis. De omstandigheid dat [geïntimeerde] andere klachten heeft afgewezen betekent nog niet dat haar de mogelijkheid kan worden onthouden onderzoek te doen naar deze klachtpunten. Dit klemt temeer nu de gestelde gebreken niet tijdens de (eerste) bouwkundige keuring aan het licht zijn gekomen.
19. Ook de stellingen van [appellant 1] c.s. dat het lek in de gasleiding (klachtpunt 19) en een open lasdoos in de tuin (klachtpunt 11) moeilijk te ontdekken gebreken betroffen, kunnen [appellant 1] c.s. niet van zijn klachtplicht bevrijden. Volgens [appellant 1] c.s. had de open lasdoos tot gevolg dat kortsluiting ontstond bij langdurige regen. Dit gebrek moet zich dus al in het najaar van 2016 hebben gemanifesteerd, aangezien zich toen ook perioden van langdurige regen moeten hebben voorgedaan. De door [appellant 1] c.s. ingeschakelde deskundige Wieser maakt er ook in zijn rapport van 24 januari 2017 melding van dat de elektricien in verband met deze kwestie een noodvoorziening heeft getroffen. Ook het lek in de gasleiding is kort na overdracht van de woning ontdekt door [naam ], zo blijkt uit de rapportage van Wieser. [appellant 1] c.s. heeft pas bij e-mail van 13 april 2017 over deze gebreken geklaagd. Dat is niet binnen bekwame tijd.
20. Anders dan [appellant 1] c.s. stelt, staan de redelijkheid en billijkheid niet aan een beroep op de klachtplicht ten aanzien van klachtpunten 10 tot en met 14 en 17 tot en met 20 in de weg. Niet is gebleken dat [geïntimeerde] van deze gebreken op de hoogte was en deze opzettelijk voor [appellant 1] c.s. heeft verzwegen. [geïntimeerde] heeft tijdens de comparitie in eerste aanleg erkend dat zij bekend was met de kapotte verwarmingsknop en de staat van de schutting. Daarbij gaat het echter om andere klachtpunten (klachtpunten 9 en 15). Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat een deskundigenrapport noodzakelijk was alvorens aan [geïntimeerde] mededeling kon worden gedaan van de door [appellant 1] c.s. ontdekte gebreken. Overigens was het deskundigenrapport al op 24 januari 2017 beschikbaar, terwijl [appellant 1] c.s. voor het eerst op 13 april 2017 over deze gebreken heeft geklaagd.
21. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de schending van de klachtplicht ten aanzien van klachtpunten 10 tot en met 14 en 17 tot en met 20 ook aan een beroep op dwaling in de weg staat (vgl. onder 4.6 van het vonnis). [appellant 1] c.s. maakt ten onrechte een vergelijking tussen het oordeel van de rechtbank ten aanzien van deze klachtpunten en het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de parketvloer. Ten aanzien van de parketvloer heeft de rechtbank in het midden gelaten of tijdig was geklaagd, omdat zij van oordeel was dat de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op de klachttermijn in de weg stond. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in het geval van de parketvloer sprake was van een specifieke omstandigheid die aan een dergelijk beroep in de weg stond (namelijk het feit dat [geïntimeerde] slechte plekken in de parketvloer tijdens de bezichtiging van de woning en daarna bewust aan het zicht had onttrokken door daar meubels en een plantenbak op te plaatsen, vgl. onder 4.7 van het vonnis). Daarin verschilde de klacht over de parketvloer van de overige klachtpunten.
klachtpunten 6 tot en met 9 en 15 (grieven IV en V)
22. [appellant 1] c.s. stelt dat de gebreken genoemd onder klachtpunten 6 tot en met 9 en 15 leiden tot tekortkomingen van [geïntimeerde] onder de koopovereenkomst. Hij stelt hiertoe dat voornoemde gebreken aan een ‘normaal gebruik’ van de woning in de weg staan. Daarnaast stelt [appellant 1] c.s. dat hij vanwege het bestaan van deze gebreken heeft gedwaald bij het aangaan van de koopovereenkomst.
23. Ten aanzien van klachtpunten 6 (condensvorming raampartij keuken), 7 (constructie badkamervloer), 9 (schutting) en 15 (kapotte verwarmingsknop) is het hof van oordeel dat deze gebreken niet aan normaal gebruik van de woning in de weg staan. Voor zover zij – mede in aanmerking genomen de ouderdom van de woning – als gebreken kunnen worden gekwalificeerd, zijn zij daarvoor van te geringe betekenis. Omdat het hier gebreken betreft die niet aan een normaal gebruik van de woning in de weg staan, kan ook niet worden gezegd dat op [geïntimeerde] een mededelingsplicht rustte ten aanzien van deze klachtpunten. [appellant 1] c.s. kan zich wat deze punten betreft dus evenmin met succes op dwaling beroepen.
24. Dat geldt niet voor de lekkage van het dak. Ten aanzien van het dak is in de verkoopbrochure expliciet vermeld dat de dakbedekking in 2014 was vernieuwd. [geïntimeerde] heeft dat bij de beantwoording van de vragenlijst nog eens bevestigd. In deze procedure is gebleken dat alleen de dakbedekking op de eerste etage is vervangen, en niet de dakbedekking op de bovenste etage. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gesteld dat zij [appellant 1] c.s. bij de bezichtiging van de woning heeft medegedeeld dat bij inspectie door de dakdekker in 2014 is vastgesteld dat vervanging van de dakbedekking op de bovenste etage niet nodig was. Dat is door [appellant 1] c.s. betwist. Tegenover deze betwisting heeft [geïntimeerde] haar stelling niet nader onderbouwd, en in hoger beroep is zij hier niet op teruggekomen. [geïntimeerde] heeft evenmin een (voldoende specifiek) aanbod gedaan om deze stelling te bewijzen. Het hof gaat er dus vanuit dat [geïntimeerde] [appellant 1] c.s. (schriftelijk) heeft medegedeeld dat de dakbedekking vernieuwd was, zonder daarbij aan te geven dat het alleen de dakbedekking op het lager gelegen dak betrof. Daarvan uitgaande slaagt de stelling van [appellant 1] c.s. dat hij de overeenkomst in zoverre onder invloed van dwaling heeft gesloten. Het hof gaat er verder vanuit dat [appellant 1] c.s. de overeenkomst niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten als hij geweten zou hebben dat de dakbedekking slechts gedeeltelijk was vernieuwd. Dat is door [appellant 1] c.s. gemotiveerd gesteld en door [geïntimeerde] niet, althans niet voldoende gemotiveerd weersproken. Het hof ziet hierin aanleiding om, overeenkomstig de meer subsidiaire vordering van [appellant 1] c.s., op grond van artikel 6:230 lid 2 BW te bepalen dat de koopprijs van de woning wordt verminderd met de kosten van vernieuwing van de bedekking van het bovenste deel van het dak. Voor de omvang van die kosten zal het hof uitgaan van de offerte van loodgietersbedrijf [naam bedrijf] van 4 augustus 2017 voor een bedrag van € 4.827,90 inclusief btw (overgelegd door [appellant 1] c.s. als productie 17 in eerste aanleg). Mede gezien het feit dat de kosten van vernieuwing van het onderste deel van het dak volgens [geïntimeerde] € 9.462,83 hebben bedragen (zie productie 9 van [geïntimeerde] in eerste aanleg), acht het hof het door [naam bedrijf] geoffreerde bedrag voor de vernieuwing van de bedekking van het bovenste deel van het dak redelijk.
schadebegroting klachtpunt 16 (grief VI)
25. [appellant 1] c.s. stelt in hoger beroep dat hij als gevolg van zijn dwaling met betrekking tot de parketvloer een nadeel heeft geleden van € 4.445,30 (waarvan € 1.210,- inmiddels via het notarieel depot aan [appellant 1] c.s. is voldaan). Hij onderbouwt voornoemd bedrag met een offerte van Kurk 2000 Parketvloeren van 29 oktober 2019 voor dit bedrag (inclusief btw) die ziet op werkzaamheden en materialen voor het vervangen van de gehele parketvloer. Uit diverse in het geding gebrachte rapporten/offertes blijkt volgens [appellant 1] c.s. dat met het door de rechtbank toegewezen bedrag slechts de beschadigde plek in de huidige parketvloer kan worden hersteld. Volgens [appellant 1] c.s. is het is echter noodzakelijk om de gehele parketvloer te vervangen, omdat herstel van de huidige vloer het risico herbergt dat de toplaag hiervan gedurende de werkzaamheden wordt ‘doorgeschuurd’ en – zelfs als dit risico zich niet materialiseert – altijd een kleurverschil zichtbaar zal blijven, omdat onderdelen van de bestaande vloer niet meer geleverd kunnen worden.
26. [geïntimeerde] heeft als verweer onder meer aangevoerd dat [appellant 1] c.s. met de aanschaf van de woning geen nieuwe vloer hebben aangekocht.
27. Het hof overweegt als volgt. [appellant 1] c.s. verkreeg bij de aanschaf van de woning geen nieuwe parketvloer. De rechtbank heeft geoordeeld dat hij bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft gedwaald over de beschadigingen aan de
bestaandeparketvloer. Dit betekent dat het nadeel dat hij als gevolg van de beschadigde parketvloer ondervindt niet kan worden begroot op de waarde van een
nieuweparketvloer. Het hof schat de omvang van de het nadeel dat [appellant 1] c.s. lijdt als gevolg van de dwaling met betrekking tot de parketvloer op het bedrag van € 1.210,- dat door de rechtbank is vastgesteld. Ook al bestaat het risico dat bij herstel van de beschadigde plek de toplaag wordt ‘doorgeschuurd’, beschouwt het hof de herstelkosten als een redelijke indicatie van het geleden nadeel. Indien [appellant 1] c.s. zou worden gevolgd in zijn stelling dat herstel van de bestaande parketvloer geen reële mogelijkheid is, en het leggen van een nieuwe parketvloer onontkoombaar is, dan nog zou het niet redelijk zijn om de omvang van het nadeel op de kosten van een geheel nieuwe vloer te begroten. In dat geval zou een aftrek ter zake van ‘nieuw voor oud’ moeten plaatsvinden. Uitgaande van de door [appellant 1] c.s. overgelegde offertes vertegenwoordigt het door de rechtbank vastgestelde nadeel van € 1.210,- ongeveer één-vierde van de kosten van een nieuwe parketvloer. Aangezien de beschadigde plek slechts een klein deel van het parket uitmaakte acht het hof een ‘nieuw voor oud’ aftrek van drie-vierde van de kosten van een nieuw parket in de gegeven omstandigheden redelijk. Ook als [appellant 1] c.s. in deze stelling gevolgd wordt, leidt dat dus niet tot een andere uitkomst. De grief faalt.

Conclusie

28. Uit het voorgaande volgt dat de grieven in zoverre slagen, dat moet worden aangenomen dat [appellant 1] c.s. heeft gedwaald over de staat van het dak en als gevolg van zijn dwaling nadeel heeft geleden, die het hof begroot op € 4.827,90. Het hof zal de koopovereenkomst daarom op grond van artikel 6:230 lid 2 BW in zoverre aanpassen dat de koopprijs van de woning met € 4.827,90 wordt verminderd. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld dit bedrag aan [appellant 1] c.s. terug te betalen.
28. Het hof ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld. Om diezelfde reden zal het hof de proceskostenveroordeling van de rechtbank in stand laten. Beslist zal worden zoals hierna vermeld.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis voor zover de vordering ter zake van het gebrek aan het dak van de bovenste verdieping (klachtpunt 8) daarin is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant 1] c.s. van € 4.827,90 (vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 augustus 2018);
  • bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
  • compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Glazener, M.A.F. Tan-de Sonnaville en J.N. de Blécourt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.