Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 15 september 2020
1. [appellant 1],
2. [appellant 2],
[geïntimeerde],
De procedure in hoger beroep
De feiten
Dakbedekking is onlangs vervangen.’’
“21. Daken
“Artikel 6 Staat van de onroerende zaak. Gebruik.
punt
De vordering in eerste aanleg en de beslissing van de rechtbank
primair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, partiële ontbinding van de koopovereenkomst voor een bedrag van € 32.062,39 en een veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding; en
bestreden vonnis
De grieven
Grieven I en IIzijn gericht tegen het oordeel dat [appellant 1] c.s. te laat heeft geklaagd met betrekking tot bepaalde de door hem gestelde gebreken (klachtpunten 10 tot en met 14 en 17 tot en met 20) en daardoor zijn rechten heeft verwerkt zich ten aanzien hiervan te beroepen op non-conformiteit en/of dwaling.
Grief IIIkomt op tegen de overweging dat geen beroep op dwaling kan worden gedaan ten aanzien van bepaalde gebreken (klachtpunten 10 tot en met 14 en 17 tot en met 20), omdat de klachtplicht is geschonden. Ook ten aanzien van andere gebreken, waaronder de lekkage in het dak (klachtpunt 8) is het beroep op dwaling volgens [appellant 1] c.s. ten onrechte verworpen, omdat [geïntimeerde] [appellant 1] c.s. hierover opzettelijk heeft misleid.
Grieven IV en Vzijn gericht tegen de oordelen dat de gebreken, als beschreven in klachtpunten 6 tot en met 9 en 15, niet kunnen leiden tot een succesvol beroep op dwaling en/of aan een normaal gebruik van de woning in de weg staan.
Grief VIis gericht tegen de begroting van de kosten van herstel van de beschadigde parketvloer. Grief VII heeft betrekking op het proces-verbaal van de comparitie in hoger beroep, dat volgens [appellant 1] c.s. incompleet is.
Beoordeling van het hoger beroep
bestaandeparketvloer. Dit betekent dat het nadeel dat hij als gevolg van de beschadigde parketvloer ondervindt niet kan worden begroot op de waarde van een
nieuweparketvloer. Het hof schat de omvang van de het nadeel dat [appellant 1] c.s. lijdt als gevolg van de dwaling met betrekking tot de parketvloer op het bedrag van € 1.210,- dat door de rechtbank is vastgesteld. Ook al bestaat het risico dat bij herstel van de beschadigde plek de toplaag wordt ‘doorgeschuurd’, beschouwt het hof de herstelkosten als een redelijke indicatie van het geleden nadeel. Indien [appellant 1] c.s. zou worden gevolgd in zijn stelling dat herstel van de bestaande parketvloer geen reële mogelijkheid is, en het leggen van een nieuwe parketvloer onontkoombaar is, dan nog zou het niet redelijk zijn om de omvang van het nadeel op de kosten van een geheel nieuwe vloer te begroten. In dat geval zou een aftrek ter zake van ‘nieuw voor oud’ moeten plaatsvinden. Uitgaande van de door [appellant 1] c.s. overgelegde offertes vertegenwoordigt het door de rechtbank vastgestelde nadeel van € 1.210,- ongeveer één-vierde van de kosten van een nieuwe parketvloer. Aangezien de beschadigde plek slechts een klein deel van het parket uitmaakte acht het hof een ‘nieuw voor oud’ aftrek van drie-vierde van de kosten van een nieuw parket in de gegeven omstandigheden redelijk. Ook als [appellant 1] c.s. in deze stelling gevolgd wordt, leidt dat dus niet tot een andere uitkomst. De grief faalt.
Conclusie
Beslissing
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant 1] c.s. van € 4.827,90 (vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 augustus 2018);
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
- compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.