Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 18 februari 2020
[naam]
voorheen mr. G.A. Soebhag te Rotterdam),
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep inzake misbruik van een pinpas op naam van een derde. De appellant, wonende te [woonplaats], heeft geen medewerking verleend aan het deskundigenonderzoek dat was ingesteld om de echtheid van handtekeningen op een afhaalbericht en een identificatieformulier te verifiëren. Het hof heeft in eerdere arresten, waaronder die van 26 maart 2019, de appellant al gewezen op zijn verplichting om medewerking te verlenen aan het onderzoek. De deskundige heeft aangegeven dat hij door het ontbreken van vergelijkingsmateriaal niet verder kon met zijn onderzoek, en de advocaat van de appellant heeft zich onttrokken. Hierdoor heeft het hof geconcludeerd dat de appellant in strijd handelt met zijn verplichtingen, wat leidt tot de veronderstelling dat de handtekeningen op de documenten afkomstig zijn van de appellant zelf.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de pincode heeft opgehaald en geldopnames heeft gedaan ten bedrage van € 16.400. De grieven van de appellant zijn verworpen, en het hof heeft het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam gedeeltelijk vernietigd. De appellant is veroordeeld om aan ING Bank N.V. een bedrag van € 16.400 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, inclusief de kosten voor het deskundigenonderzoek. Het hof heeft bepaald dat het arrest uitvoerbaar bij voorraad is, en de griffier is gelast het voorschot dat niet aan de deskundige is uitgekeerd aan ING uit te keren.