ECLI:NL:GHDHA:2020:151
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van kinderpornografisch materiaal na gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 mei 2018. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, wegens het medeplegen van gedragingen met kinderpornografisch materiaal. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. Echter, na onderzoek van de zaak en de bewijsvoering, heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen.
Het hof heeft vastgesteld dat het politieonderzoek en het forensisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut geen aanwijzingen hebben opgeleverd die de verdachte koppelen aan het kinderpornografisch materiaal dat op een computer in zijn woning was aangetroffen. De verdachte heeft steeds ontkend enige wetenschap te hebben van het materiaal en het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden die door de advocaat-generaal zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om opzet of betrokkenheid van de verdachte vast te stellen.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in gevoelige zaken zoals deze.