ECLI:NL:GHDHA:2020:1389
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Omgangsondertoezichtstelling en ernstige ontwikkelingsbedreiging in combinatie van factoren
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2020 aangevochten, waarin de minderjarige onder toezicht was gesteld van een gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat er geen objectieve redenen waren voor de ondertoezichtstelling en dat de minderjarige goed opgroeide zonder contact met de vader. De vader, verweerder in hoger beroep, voerde aan dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd en dat de moeder niet meewerkte aan de omgangsregeling. De gecertificeerde instelling steunde de vader in zijn verzoek om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige voortkwam uit een combinatie van factoren, waaronder de afwijzende houding van de moeder ten aanzien van het contact met de vader en de aanhoudende conflicten tussen de ouders. Het hof benadrukte dat het ontbreken van contact met de vader kan leiden tot problemen in de identiteitsontwikkeling van de minderjarige. De moeder werd verweten dat zij het contact tussen de vader en de minderjarige frustreerde en onvoldoende meewerkte aan hulpverleningstrajecten.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. Het hof concludeerde dat zonder de maatregel van ondertoezichtstelling de kans op een stabiele omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige zeer klein was, wat de ontwikkeling van de minderjarige zou kunnen schaden.