4.2De man is het niet eens met deze beslissing. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
-
primair: te bepalen dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van het inleidend verzoek
kennis te nemen;
-
subsidiair: indien het hof zich bevoegd acht om van het inleidend verzoek kennis te nemen,
te bepalen dat het IJI een advies uitbrengt over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en
de aspecten die naar Indiaas recht van toepassing zijn op het inleidend verzoek en te bepalen
dat partijen de kosten van het deskundigenonderzoek gelijkelijk dienen te dragen, en dat de
onderhavige procedure zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van het IJI-
rapport;
-
meer subsidiair: indien het hof zich bevoegd acht om van het inleidend verzoek kennis te
nemen en geen advies van het IJI wenst, te bepalen dat de behandeling van het verzoek wordt
aangehouden totdat door de Indiase rechter in de echtscheidingsprocedure een uitspraak is
gedaan;
-
meer subsidiair: indien het hof zich bevoegd acht om van het inleidend verzoek kennis te
nemen, geen advies van het IJI wenst en de procedure niet wenst aan te houden, te bepalen dat
de vrouw de ten onrechte genoten alimentatiebedragen over de periode van 1 februari 2019 tot
1 september 2019 van in totaal € 6.235,- binnen een maand na het onherroepelijk worden van
de te wijzen beschikking aan de man voldoet, en de vrouw te veroordelen in de kosten van
beide instanties, bestaande uit advocaatkosten en griffiekosten van € 4.178,-, kosten van de
tolk van € 250,- en vertaalkosten van € 78,52;
-
meer subsidiair: indien het hof zich bevoegd acht om van het inleidend verzoek kennis te
nemen, geen advies van het IJI wenst en de procedure niet wenst aan te houden, te bepalen dat
de vrouw alle informatie dient te verstrekken benodigd voor de beoordeling van het inleidend
verzoek naar Indiaas recht en voorafgaand aan de mondelinge behandeling een onderbouwd
vermogensoverzicht en overzicht van haar bankrekeningen in India over de periode van 22
augustus 2018 en per datum 8 oktober 2018 tot en met de datum van indiening van het
inleidend verzoek en over de periode van 1 februari 2019 tot en met de datum van mondelinge
behandeling bij het hof, alsmede te bepalen dat de vrouw dient mede te delen waar zij thans
verblijft, welke inkomsten zij uit arbeid geniet vanaf welke datum door overlegging van haar
arbeidscontract;
-
meer subsidiair: indien het hof zich bevoegd acht om van het inleidend verzoek kennis te
nemen, geen advies van het IJI wenst en de procedure niet wenst aan te houden, vast te stellen
op basis van het door de vrouw aan te leveren arbeidscontract, dat met ingang van 1 september
2019 de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie op nihil wordt gesteld en de vrouw
te veroordelen in de kosten van beide instanties, bestaande uit advocaatkosten en
griffiekosten van € 4.178,-, kosten van de tolk van € 250,- en vertaalkosten van € 78,52.