ECLI:NL:GHDHA:2020:1341

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
200.252.396
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullend arrest in incident ex art. 843a Rv inzake inzage in Krollrapport door Everest c.s. en Russische Federatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juli 2020 een aanvullend arrest gewezen in een incident dat voortvloeit uit een eerder arrest van 28 januari 2020. De Russische Federatie heeft in dit incident verzocht om inzage in bepaalde stukken, met name het Krollrapport, dat betrekking heeft op de Privatbank. Het hof heeft in het eerdere arrest Everest c.s. veroordeeld om een kopie van delen van het Krollrapport te verstrekken, maar de Russische Federatie betoogt nu dat Everest c.s. niet voldoende heeft gedaan om dit rapport te verkrijgen. Everest c.s. stelt dat zij niet in staat is geweest om het Krollrapport te bemachtigen en dat de Russische Federatie onjuiste en misleidende stellingen poneert. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat Everest c.s. of een derde partij, [X], momenteel de beschikking heeft over het Krollrapport. De Russische Federatie heeft verder verzocht om verduidelijking van de vordering tot inzage in stukken en om de vordering tot overlegging van het Krollrapport in stand te houden voor de duur van de procedure. Het hof heeft echter geoordeeld dat de Russische Federatie niet voldoende feiten heeft aangevoerd om de vordering tot inzage te rechtvaardigen. De vorderingen van de Russische Federatie zijn afgewezen, en het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor beraad in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.252.396/01
Zaaknummer arbitrage : PCA CASE NO. 2015-36
aanvullend arrest in het incident ex art. 21, 22 en 843a Rv van 7 juli 2020
inzake
de Russische Federatie,
zetelende te Moskou, Russische Federatie,
verzoekster,
hierna te noemen: de Russische Federatie,
advocaat: mr. M.E. Koppenol-Laforce te Rotterdam,
tegen:

1.Everest Estate LLC,

gevestigd te Kyiv, Oekraïne,
2.
Edelveis-2000 PE,
gevestigd te Kyiv, Oekraïne,
3.
Fortuna CJSC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
4.
UBK-Invest CJSC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
5.
Niva-Tour LLC,
gevestigd te Kyiv, Oekraïne,
6.
Imme LLC,
gevestigd te Kyiv, Oekraïne,
7.
Planeta PE,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
8.
Krim Development LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
9.
Aerobud PJSC,
gevestigd te Kyiv, Oekraïne,
10.
Privatoffice LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
11.
Dayris LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
12.
Diline Ltd, LLC,
gevestigd te Oliva, Yalta, Krim,
13.
Broadcasting Company Zhisa LLC,
gevestigd te Kyiv, Oekraïne,
14.
Privatland LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
15.
Dan-Panorama LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
16.
Sanatorium Energetic LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
17.
AMC Finansovyy Kapital LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
18.
AMC Financial Vector LLC,
gevestigd te Dnipro, Oekraïne,
19.
[verweerder sub 19],
wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
hierna gezamenlijk te noemen: Everest c.s.,
advocaat: mr. M. van de Hel-Koedoot te Amsterdam.

1.1. Het verdere verloop van de procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 28 januari 2020 verwijst het hof naar rov. 1 van het arrest in het incident van die datum.
1.2
Vervolgens heeft Everest c.s. een akte in het incident ex art. 843a Rv met producties ingediend en de Russische Federatie een antwoordakte uitlating, eveneens met producties. Beide partijen hebben vervolgens aanvullend arrest gevraagd in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1
In het arrest van 28 januari 2020 heeft het hof Everest c.s. veroordeeld om binnen zes weken na betekening van de uitspraak in het incident aan de Russische Federatie een kopie te verstrekken van de delen van het Krollrapport, zoals omschreven onder 8.2 van dat arrest en Everest c.s. bevolen om die delen van het Krollrapport ook aan het hof over te leggen. Het hof heeft verder zijn beslissing aangehouden over de vordering tot inzage in stukken die benodigd zijn om te beoordelen of Everest c.s. tegen zakelijke voorwaarden financiering heeft verkregen, in afwachting van mogelijke verduidelijking van deze vordering naar aanleiding van inzage van het Krollrapport. De overige vorderingen tot inzage in en afschrift van stukken zijn afgewezen.
Korte weergave van het standpunt van Everest c.s.
2.2.
Everest c.s. heeft bij akte met bijlagen naar voren gebracht dat zij er niet in is geslaagd om het Krollrapport, voor zover dit bestaat, te bemachtigen. Volgens Everest c.s. heeft ook [X] niet de beschikking over dit rapport. Everest c.s. heeft beschreven dat de advocaten van [X] ook in andere procedures, onder andere in het Verenigd Koninkrijk, hebben getracht om een kopie van het Krollrapport te verkrijgen.
2.3
Everest c.s. heeft ter nadere toelichting een verklaring overgelegd van John M. Townsend, de Amerikaanse advocaat van Everest c.s. in de arbitrageprocedure die heeft geleid tot de arbitrale vonnissen die onderwerp zijn van de procedure voor dit hof waarin nu dit incident is geopend. Townsend heeft in die verklaring uiteengezet welke stappen – zonder succes – zijn gezet om het Krollrapport te verkrijgen. Everest c.s. komt tot de conclusie dat zij heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting als bedoeld in rov. 8.1 van het arrest in het incident van 28 januari 2020. Omdat als gevolg daarvan het resterende deel van de inzagevordering door de Russische Federatie niet kan worden gepreciseerd, verzoekt Everest c.s. het hof om de inzagevordering ook voor dat deel af te wijzen.
Korte weergave van het standpunt van de Russische Federatie
2.4
De Russische Federatie heeft bij antwoordakte betoogd dat de stellingen van Everest c.s. en de verklaring van Townsend onjuist en misleidend zijn. Volgens de Russische Federatie blijkt onder meer uit uitlatingen van [X] in het kader van een procedure in Oekraïne dat hij de inhoud van het Krollrapport kent. De Russische Federatie betoogt verder dat Everest c.s. de termen “bestaan”, “bezit” en “rapport” te restrictief opvat; Everest c.s. moet ook inzage verschaffen als zij beschikt over concepten van (gedeelten van) het rapport, een digitale kopie of zelfs een slechte fotokopie die niet is gewaarmerkt.
2.5
De Russische Federatie stelt zich primair op het standpunt dat het poneren van onvolledige, onjuiste en misleidende stellingen door Everest c.s. de consequentie moet hebben dat de vernietigingsvordering van de Russische Federatie dadelijk wordt toegewezen. Subsidiair heeft de Russische Federatie het hof verzocht om in het incident te verduidelijken dat de toegewezen vordering tot inzage en het bevel tot overlegging van het Kroll-rapport ook betrekking heeft op digitale, niet-ondertekende, niet gecertificeerde (onderdelen van) versies of concepten daarvan, en verder om de aangehouden vordering tot inzage in financieringsdocumentatie alsnog geheel toe te wijzen en Everest c.s. op de voet van artikel 22 Rv te bevelen alle stukken over te leggen die zien op het beslag op de activa van één van hen (PrivatOffice) wegens betrokkenheid bij fraude en aan deze veroordelingen alsnog de gevorderde dwangsom te verbinden. Uiterst subsidiair heeft de Russische Federatie verzocht om de veroordeling tot overlegging van het Krollrapport in stand te laten voor de gehele duur van de onderhavige procedure, inclusief een eventuele cassatieprocedure en een procedure na cassatie en verwijzing, kort gezegd omdat niet valt uit te sluiten dat Everest c.s. en/of [X] alsnog de beschikking krijgen over het Krollrapport gezien de vele procedures die hierover wereldwijd worden gevoerd.
De beoordeling van de vordering tot overlegging van het Krollrapport
2.6
Dat Kroll een onderzoek heeft gedaan naar de Privatbank staat tussen partijen vast. Uit bijlage E bij de verklaring van Townsend volgt dat de Nationale Bank van Oekraïne (de NBU) aan een Oekraïense rechtbank (Pechersk District Court of Kyiv) heeft laten weten dat documenten, opgemaakt als resultaat van het Kroll onderzoek, zich op het territorium van de Europese Unie bevinden. Daarmee staat voldoende vast dat er door Kroll opgemaakte documenten bestaan, die hierna verder worden aangeduid als Krollrapport. Welke omvang en vorm dit Krollrapport heeft kan het hof niet afleiden uit de stellingen van partijen.
2.7
Everest c.s. hebben gemotiveerd duidelijk gemaakt dat zij niet aan het Krollrapport (in welke vorm dan ook) hebben kunnen komen. Het hof is van oordeel dat de Russische Federatie geen feiten heeft aangevoerd waaruit met voldoende zekerheid blijkt dat Everest c.s. thans wel – al dan niet via [X] – de beschikking heeft of kan krijgen over dit rapport (in enige vorm). Dat [X] beschikt over gedeeltes van het rapport of (al dan niet slecht leesbare) kopieën blijkt onvoldoende uit hetgeen over en weer naar voren is gebracht. De Russische Federatie heeft ter toelichting van het standpunt dat [X] over het Krollrapport beschikt verwezen naar bijlage C bij de verklaring van Townsend overgelegde “Motion for discovery of evidence”, die door [X] is ingediend bij de hiervoor genoemde Oekraïense rechtbank. In dit processtuk (“motion”) verzoekt [X] om overlegging van stukken door onder meer de NBU en de Privatbank, waaronder het Krollrapport. Het processtuk bevat (in de Engelse vertaling) de volgende passage: “the plaintiff is aware of the content of the evidence, as he was a member of the Supervisory Board of PJSC CB PRIVATBANK at the time the documents were published, but does not have any certified copies in his possession”. De Russische federatie leidt hieruit af dat [X] geen “certified copy” heeft, maar kennelijk wel een niet-gecertificeerde kopie. Deze conclusie kan naar het oordeel van het hof uit deze passage niet getrokken worden. Ook als juist is dat [X] op enig moment (delen van) het Krollrapport heeft ingezien, en in zoverre op de hoogte is van de inhoud daarvan, kan daaruit niet de conclusie worden getrokken dat [X] op dit moment de beschikking heeft over die stukken. Het feit dat [X] procedures voert teneinde het Krollrapport te verkrijgen, duidt er veeleer op dat hij dit rapport niet in zijn bezit heeft. Dat hij weet heeft van de inhoud van de aan Kroll gegeven opdrachten, zoals volgt uit het meergenoemde processtuk, brengt evenmin noodzakelijkerwijs mee dat [X] dus ook de beschikking heeft over het resultaat van die opdrachten.
2.8
Anders dan de Russische Federatie stelt volgt ook niet uit de als bijlage B bij de verklaring van Townsend gevoegde brief van de NBU van 2 december 2018 dat de Privatbank beschikt over het Kroll-rapport, nog daargelaten de vraag of Everest c.s. (en/of [X] ) in dat geval via de inmiddels genationaliseerde Privatbank toegang hebben of hebben gehad tot het Krollrapport.
2.9
Het hof slaat tot slot acht op het door de Russische Federatie als productie RF-208 overgelegde persbericht van de nationale bank van Oekraïne van 22 juni 2018, dat er op duidt dat het Krollrapport niet toegankelijk is voor anderen dan Kroll zelf en/of de NBU. In dat persbericht staat immers: “The detail of these findings remain strictly confidential pending ongoing legal proceedings, however the NBU has published its summary of the findings on the NBU website”
2.1
Voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv tot overlegging van stukken moet vaststaan dat degene die tot overlegging wordt veroordeeld, de desbetreffende stukken te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Het hof kan zoals hiervoor uiteengezet op dit moment niet met voldoende zekerheid vaststellen dat Everest c.s. – al dan niet via [X] – de beschikking kan krijgen over het Krollrapport, dan wel (niet gewaarmerkte kopieën van) gedeeltes daarvan. De mogelijkheid dat [X] op de één of andere manier aan deze stukken kan komen, of daar in ieder geval meer van weet, is onvoldoende om een vordering op grond van artikel 843a Rv toe te wijzen. Het hof ziet daarom geen aanleiding voor een nadere – al dan niet met dwangsommen versterkte – veroordeling op dit punt.
De vordering tot inzage in stukken die benodigd zijn om te beoordelen of Everest c.s. tegen zakelijke voorwaarden financiering heeft verkregen
2.11
Een nadere precisiering van dit gedeelte van de vordering is niet gegeven. Het hof blijft bij zijn oordeel dat de vordering tot inzage, zoals deze op dit moment voorligt, onvoldoende specifiek is. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden afgewezen.
De nadere vordering tot overlegging van alle stukken die zien op het beslag op de activa van één van hen wegens betrokkenheid bij de fraude: PrivatOffice
2.12
De Russische Federatie heeft in haar conclusie van repliek gevraagd om Everest c.s. te veroordelen om aan haar een afschrift te verstrekken van de in § 556 van de conclusie van repliek genoemde bescheiden. Daaronder waren niet de stukken die zien op het beslag op de activa van één van hen (PrivatOffice) wegens betrokkenheid bij fraude. Voor het openen van een nieuw incident als bedoeld in artikel 843 a Rv is in dit stadium van de procedure geen plaats. Voor zover de Russische Federatie heeft bedoeld alsnog een op artikel 843a Rv gestoelde vordering te doen, wordt die afgewezen.
Slotsom in het incident
2.13
Het voorgaande brengt mee dat de nog openstaande vorderingen in het incident worden afgewezen. De Russische Federatie heeft – uiterst subsidiair – verzocht om de veroordeling tot overlegging van het Krollrapport in stand te laten voor de gehele duur van de onderhavige procedure, inclusief een eventuele cassatieprocedure en een procedure na cassatie en verwijzing, kort gezegd omdat niet valt uit te sluiten dat Everest c.s. en/of [X] alsnog de beschikking krijgen over Krollrapport gezien de vele procedures die hierover wereldwijd worden gevoerd. Het hof kan uiteraard niet beslissen dat een door hem gegeven voorziening in een andere instantie (Hoge Raad, verwijzingshof) in stand blijft. Wel acht het hof aangewezen dat, in het geval dat in de onderhavige procedure in de hoofdzaak nog een pleidooi zal plaatsvinden, Everest c.s. het hof en de Russische Federatie 14 dagen voor de te plannen datum van het pleidooi inlicht over de stand van zaken van procedures waar afschrift van het Krollrapport wordt gevorderd, waaronder de procedure in Oekraïne, besproken in de verklaring van Townsend.
2.14
Het hof zal verder in de bodemprocedure beoordelen of er aanleiding is om een van de partijen alsnog te gebieden om bepaalde stukken over te leggen, en (vervolgens) beoordelen wat de betekenis is van het feit, dat bepaalde mogelijk van belang zijnde stukken in deze zaak niet boven tafel zijn gekomen.
2.15
De zaak zal thans naar de rol worden verwezen voor beraad partijen in de hoofdzaak.
Beslissing
Het hof:
in het incident:
- weigert de gevraagde voorzieningen, waarover in het tussenarrest van 28 januari 2020 nog niet was geoordeeld;
- houdt de beslissing omtrent de kosten aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
- verwijst de zaak naar de rol van 4 augustus 2020 voor uitlaten aan de zijde van beide partijen.
Dit arrest is gewezen door mrs D.A. Schreuder, P. Glazener en M.M. Olthof, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.