ECLI:NL:GHDHA:2020:1335

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
2200011720
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake moordzaak Kaatsheuvel met toepassing van de 'Mr. Big'-methode

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juli 2020 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 mei 2016. De zaak betreft de verdachte, geboren in België in 1975, die momenteel gedetineerd is in PI Dordrecht. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een regiezitting op 10 juli 2020, waarbij het hof kennisnam van de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat nader onderzoek noodzakelijk is naar verschillende punten, waaronder de financiële positie van de verdachte tijdens het WOD-traject en de betrouwbaarheid van zijn bekentenis. De verdediging heeft enkele voorwaardelijke verzoeken gedaan, waaronder het horen van getuigen en het opmaken van een financiële reconstructie. Het hof heeft besloten dat er nader onderzoek moet plaatsvinden naar de financiële situatie van de verdachte en zijn partner, en dat de tapgesprekken van de verdachte moeten worden uitgewerkt en aan het dossier toegevoegd. Tevens heeft het hof besloten om prof. dr. E.G.C. Rassin als deskundige te benoemen om te rapporteren over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst, met de verwachting dat het nader onderzoek niet binnen een maand zal zijn voltooid. De zaak zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000117-20
Parketnummer: 02-811856-10
Datum uitspraak: 24 juli 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Tussenarrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 mei 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (België) op [datum] 1975,
thans gedetineerd in PI Dordrecht te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en – na verwijzing bij het arrest van de Hoge Raad d.d. 17 december 2019 – het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 juli 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal ter terechtzitting naar voren is gebracht. Voorts heeft het hof kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. A.S. van der Biezen, naar voren is gebracht.
De voorzitter heeft, in aanvulling op het door de advocaat-generaal op voorhand aangekondigd noodzakelijk geacht onderzoek, ter terechtzitting van 10 juli 2020 medegedeeld mogelijk ambtshalve nader onderzoek op bepaalde punten te willen bevelen, waarna de advocaat-generaal en de verdediging in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren.
Onderzoek dat het Openbaar Ministerie nodig acht
De advocaat-generaal heeft bij brief van 7 juli 2020 aangegeven op de navolgende punten nader onderzoek noodzakelijk te achten:
Nader onderzoek naar de financiële positie van de verdachte tijdens het WOD-traject;
Het opmaken van een aanvullend proces-verbaal door het WOD-team;
Het uitwerken en in het dossier voegen van de inhoud van de tapgesprekken op de verdachte en zijn vrouw.
Dit nader te verrichten onderzoek is ter terechtzitting van 10 juli 2020 toegelicht.
Voorwaardelijke onderzoekswensen van de verdediging
De verdediging heeft voorafgaand aan de regiezitting op 10 juli 2020 geen onderzoekswensen ingediend. Pas ter terechtzitting van 10 juli 2020 heeft de verdediging, naar aanleiding van de door het Openbaar Ministerie gedane onderzoekswensen, enkele (voorwaardelijke) verzoeken gedaan.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verzoeken van het Openbaar Ministerie dienen te worden afgewezen nu bij gebrek aan onderbouwing de noodzaak daartoe niet is gebleken.
Subsidiair, indien de verzoeken van de advocaat-generaal zullen worden toegewezen dan wel indien het hof ambtshalve beslist de politieel informanten te horen, heeft de verdediging om de navolgende onderzoekswensen verzocht:
Het opmaken van een financiële reconstructie van het WOD-traject;
Het horen van [getuige], juridisch adviseur bij de Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid;
Het horen van de bij het WOD-traject betrokken officier van justitie.
Voor zover het hof beslist dat prof. dr. P.J. van Koppen als deskundige dient te worden benoemd, verzoekt de raadsman tevens:
Prof. dr. T. Derksen als deskundige te benoemen en te laten rapporteren omtrent de vraag of de bekentenis van de verdachte in vrijheid is afgelegd en of deze al dan niet betrouwbaar is.
Oordeel van het hof

Ad a) Financiële positie van de verdachte

De advocaat-generaal acht het noodzakelijk dat nader onderzoek wordt verricht naar de financiële positie van de verdachte tijdens het WOD-traject teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de vraag in hoeverre daadwerkelijk sprake was van een financiële noodsituatie die de verdachte ertoe zou hebben kunnen brengen te liegen over zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegd strafbare feit om zo de baan te krijgen. De advocaat-generaal heeft medegedeeld dat de financiële gegevens van de verdachte reeds zijn gevorderd en opgevraagd en dat op dit moment onderzoek wordt gedaan naar de financiële positie van de verdachte vanaf het moment dat hij zijn baan heeft verloren tot het moment dat hij op 18 september 2014 ten overstaan van de politieel informanten een bekennende verklaring heeft afgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen noodzaak bestaat om de financiële situatie van de verdachte nader te onderzoeken, omdat reeds in een eerder stadium een alles omvattend financieel onderzoek is verricht. Voorts heeft hij aangevoerd dat er geen aanleiding bestaat om de financiën van de huidige partner van de verdachte te onderzoeken, nu uit de BOB-stukken blijkt dat alle bankafschriften reeds zijn opgevraagd en de verdachte en zijn partner enkel over een ‘en/of-rekening’ beschikten.
Het hof stelt vast dat door het Openbaar Ministerie thans al onderzoek wordt verricht naar de financiële situatie van de verdachte ten tijde van het WOD-traject. Het hof acht het noodzakelijk dat hierbij tevens onderzoek wordt verricht naar de financiële positie van de partner van de verdachte, [naam partner verdachte], voor zover blijkt dat zij naast een gezamenlijke rekening met de verdachte tevens over een eigen rekening (heeft) beschikt, zodat bijvoorbeeld uitgesloten kan worden dat zij niet heeft beschikt over gelden die in werkelijkheid aan de verdachte toebehoorden.

Ad b) Aanvullend proces-verbaal/horen WOD-team

De advocaat-generaal acht het noodzakelijk een aanvullend proces-verbaal op te laten maken door het WOD-team teneinde een antwoord te krijgen op de vraag of de verdachte is voorgehouden dat hij de baan zou krijgen als hij zou bekennen; of hem verteld is dat er andere kandidaten waren voor de baan en of deze al dan niet geschikt waren; of is gesproken over eventuele arbeidsoverwaarden; en of het WOD-team contact heeft gehad met de toenmalige werkgever van de verdachte over diens contractverlenging.
De raadsman heeft zich verzet tegen het opmaken van een aanvullend proces-verbaal, omdat de politieel informanten zich bij het verhoor in eerste aanleg reeds niets meer konden herinneren en daarom niet te verwachten valt dat zij zich na zes jaar nog wel iets kunnen herinneren.
Het hof ziet zich niet genoodzaakt om een beslissing te nemen over dit op voorhand aangekondigd nader onderzoek door de advocaat-generaal en verstaat het als een mededeling van zijn kant in het kader van het onderzoek dat nader door het Openbaar Ministerie wordt verricht. Het hof ziet op voorhand geen aanleiding te veronderstellen dat de politieel informanten zich ten aanzien van deze punten niets meer zouden kunnen herinneren. Mocht dat laatste het geval blijken te zijn, dan zal dit vanzelf blijken uit het nader op te maken aanvullend proces-verbaal.
Het hof stelt daarnaast vast dat de politieel informanten, te weten [politieel informant 1], [politieel informant 2] en [politieel informant 3], en hun begeleiders, [begeleider informanten 1] en [begeleider informanten 2], in eerste aanleg ter terechtzitting zijn gehoord. Het hof is echter van oordeel dat deze verhoren niet volledig zijn geweest.
De verdachte heeft een uitgebreid verslag opgemaakt waarin hij zijn zijde van het WOD-traject heeft belicht (zie
[verdachte] - Dossier 2014d.d. 17-08-2015). De politieel informanten en begeleiders zijn hier, voor zover het ziet op het voorspiegelen van een bepaalde levensstijl, over gehoord. Het hof stelt vast dat de politieel informanten daarentegen niet nader zijn gehoord over de ondervraging van de verdachte in de villa in Marbella, waarvan de verdachte – kort samengevat – stelt dat hij van [politieel informant 2], ongeacht of hij schuldig was aan de dood van zijn toenmalige partner of niet, moest bekennen. De verdachte stelt dat [politieel informant 2] heeft gezegd dat hij niets voor hem kon betekenen indien de verdachte niet zou bekennen, dat de stekker uit het Track and Trace-systeem zou worden getrokken waar de verdachte eerder met [politieel informant 1] aan had gewerkt en dat hij klaar was met zowel de verdachte als [politieel informant 1], omdat laatstgenoemde de verdachte daar had gebracht.
Het hof acht het noodzakelijk de politieel informanten [politieel informant 1] en [politieel informant 2] op dit punt en dan met name op hun reactie op de weergave van de verdachte van de gesprekken met hen en de door de verdachte geschetste en door henzelf waargenomen gang van zaken tijdens zijn verblijf in Marbella nader te horen. Voorts acht het hof het noodzakelijk dat begeleider [begeleider informanten 2] op dit punt nader wordt gehoord, nu uit de verklaring van [politieel informant 1], afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 oktober 2015, volgt dat [begeleider informanten 2] op dat moment in de villa aanwezig was. Het hof overweegt nadrukkelijk dat de getuigen enkel gehoord dienen te worden over de communicatie die de verdachte op de desbetreffende dag in Marbella gevoerd heeft met [politieel informant 1] en/of [politieel informant 2] of gehoord heeft tussen [politieel informant 1] en [politieel informant 2] alsmede over de houding van de verdachte na de bekennende verklaring.
Anders dan de raadsman heeft gesteld is het hof niet gebleken dat de getuigen zich ter terechtzitting in eerste aanleg niets meer konden herinneren. Het hof ziet derhalve geen aanleiding te veronderstellen dat zonder meer te verwachten valt dat de getuigen zich (ook) nu niets meer kunnen herinneren.

Ad c) Tapgesprekken

De advocaat-generaal acht het noodzakelijk de tapgesprekken, zoals afgenomen in de periode van 12 maart 2013 tot het einde van het WOD-traject, uit te werken en de inhoud daarvan te voegen in het dossier. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal aangegeven de uitwerking van de tapgesprekken te willen beperken tot de laatste periode van het onderzoek, vanaf het moment waarin de verdachte zijn baan verloor tot het einde van het WOD-traject. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het beluisteren en uitwerken van de taps niet alleen beter zicht kan geven op de financiële positie van de verdachte, maar tevens van belang is voor de vraag of en zo ja, in welke mate de verdachte vreesde voor de veiligheid van zichzelf en zijn familie.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek bij gebrek aan onderbouwing dient te worden afgewezen nu de noodzaak niet is gebleken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hij alle tapgesprekken integraal wenst te beluisteren, ook die uit de periode vanaf eind 2010, omdat daaruit de sfeer en de kwetsbaarheid van de verdachte toentertijd kunnen blijken.
Nu de advocaat-generaal heeft aangekondigd dat de inhoud van de uitgewerkte tapgesprekken in de periode vanaf het moment dat de verdachte zijn baan verloor (± begin juli 2014) tot het moment van zijn aanhouding (3 oktober 2014) in het dossier wordt gevoegd, verzoekt het hof de advocaat-generaal er zorg voor te dragen dat de verdediging de tapgesprekken uit genoemde periode kan beluisteren, indien daarom wordt verzocht.
Het hof acht het, gezien de aan het verzoek gegeven onderbouwing, niet noodzakelijk dat de tapgesprekken uit de periode 2010 zullen worden uitgewerkt dan wel kunnen worden beluisterd. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Ad d en e) Financiële reconstructie van het WOD-traject en het horen van [getuige]
De raadsman heeft het voorwaardelijke verzoek gedaan een financiële reconstructie van het WOD-traject op te laten maken en de heer [getuige] als getuige te horen. Hiertoe is aangevoerd dat een financiële reconstructie en het horen van de heer [getuige] duidelijkheid kunnen verschaffen over de wijze waarop de verdachte financieel is misleid. De raadsman wenst onder meer inzicht te krijgen in alle financiën rondom de dure auto’s die zijn ingezet, het Cartier-horloge dat door [politieel informant 1] werd gedragen, de etentjes, de hotels, de prostituees, de motorrit op de Harley Davidson en het voorspiegelen van een fooi van vijftienduizend euro.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat nader onderzoek op dit punt niet noodzakelijk is nu vaststaat dat aan de verdachte een luxe levensstijl is voorgespiegeld en dat het aannemelijk is dat dit een zekere invloed op de verdachte heeft gehad. In dit licht is het evenmin noodzakelijk de heer [getuige] als getuige te horen.
Het hof wijst de verzoeken af en overweegt daartoe het volgende. De punten waarop de raadsman inzicht wenst te verkrijgen, zijn ter terechtzitting in eerste aanleg reeds aan de als getuige gehoorde politieel informanten voorgehouden en op geen van die punten is door hen ontkennend geantwoord. Naar het oordeel van het hof volgt uit het dossier genoegzaam dat de verdachte een luxe levensstijl is voorgespiegeld en dat daarbij gebruik is gemaakt van dure auto’s, horloges, motoren, et cetera. Het hof acht het dan ook niet noodzakelijk een financiële reconstructie op te laten maken dan wel de heer [getuige] als getuige hierover te horen.

Ad f) Horen van de officier van justitie

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet geloofwaardig is dat niet is meegeluisterd tijdens de ontmoetingen tussen de verdachte en de politieel informanten. Er is bewust gekozen voor een beperkte verslaglegging, aldus de raadsman. Om die reden verzoekt de raadsman tevens de bij het WOD-traject betrokken officier van justitie te horen.
De advocaat-generaal heeft geen aanleiding te twijfelen aan de eerder afgelegde verklaringen, inhoudende dat er geen geluidsopnames zijn gemaakt, zodat geen noodzaak bestaat de officier van justitie hierover nogmaals te horen.
Het hof stelt vast dat eerder een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt omtrent de vraag of tijdens het WOD-traject geluidsopnames zijn gemaakt. Voorts hebben zowel [politieel informant 1], [begeleider informanten 2], als de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg medegedeeld dat dit niet het geval is (zie processen-verbaal d.d. 30 september 2015 en 16 oktober 2015 en proces-verbaal van bevindingen [begeleider informanten 2] d.d. 4 oktober 2016). Het hof ziet op grond van de subjectief gegeven onderbouwing dan ook geen noodzaak de officier van justitie op dit punt nogmaals te horen.

Ad g) Opstellen rapport door rechtspsycholoog

De voorzitter heeft ter terechtzitting van 10 juli 2020 aan de advocaat-generaal en de verdediging de mogelijkheid voorgehouden dat het hof de zaak naar de raadsheer-commissaris zal verwijzen teneinde een rechtspsycholoog te benoemen en te laten rapporteren over de vraag of de verklaringen van de verdachte, zoals afgelegd op 18 september 2014 en de daarop volgende dagen, gezien de positie waarin hij zich bevond, in vrijheid zijn afgelegd en of deze verklaringen al dan niet betrouwbaar zijn, voor zover de deskundige zich daar over kan uitlaten.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdediging eerder heeft verzocht prof. dr. P.J. van Koppen (hierna: Van Koppen) en prof. dr. T. Derksen (hierna: Derksen) te laten rapporteren, maar dat die verzoeken destijds zijn afgewezen. Het dossier is door de verdediging aan beide deskundigen overgelegd en anders dan Van Koppen heeft Derksen al eerder een rapport uitgebracht. Indien het hof beslist ambtshalve Van Koppen als deskundige te benoemen, dan verzoekt de raadsman tevens Derksen een afzonderlijk rapport op te laten stellen.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de waardering van de verklaringen van de verdachte aan het hof is voorbehouden en dat hij het daarom niet noodzakelijk acht een rechtspsycholoog te laten rapporteren. Subsidiair heeft de advocaat-generaal erop gewezen dat Derksen en Van Koppen zich reeds hebben uitgelaten in de media over de onderhavige zaak, zodat de deskundigen niet langer onafhankelijk zijn. Mocht het hof ambtshalve een deskundige willen benoemen, dan verzoekt de advocaat-generaal het hof een andere rechtspsycholoog te benoemen.
Het hof ziet ambtshalve aanleiding zich door een rechtspsycholoog te laten voorlichten en daartoe onderzoek bij de verdachte te doen over de vraag of de verklaringen van de verdachte op 18 september 2014 en op de daarop volgende dagen in vrijheid zijn afgelegd en of deze – voor zover de deskundige zich daarover kan uitlaten – al dan niet betrouwbaar kunnen worden geacht. Verder wenst het hof zich door deze deskundige te laten voorlichten over suggestibiliteit (gevoeligheid voor ervaren druk tijdens een ondervraging) en/of meegaandheid van de verdachte.
Tijdens de beraadslaging is het hof gebleken dat naast Derksen ook Van Koppen zich meermalen heeft uitgelaten over de zogenoemde mr. Big-methode, waarbij is gerefereerd aan de onderhavige zaak. Om die reden ziet het hof ervan af hen (nogmaals) te laten rapporteren. Het hof acht dat, gelet op de navolgende beslissing, niet noodzakelijk.
Het hof zal de raadsheer-commissaris evenwel verzoeken prof. dr. E.G.C. Rassin als deskundige te benoemen. Het hof verzoekt de raadsheer-commissaris om de in verband met de vraagstelling benodigde stukken van het dossier aan de deskundige te verschaffen.
Gelet op het nog te verrichten onderzoek zal het hof de advocaat-generaal verzoeken de deskundige op te roepen voor de inhoudelijke behandeling, teneinde naar aanleiding van het door de deskundige opgestelde rapport eventuele vragen van het hof, het Openbaar Ministerie dan wel de verdediging te kunnen beantwoorden.
BESLISSING
Het hof:
Verwijst de zaak naar de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde:
- [
[politieel informant 1],
[politieel informant 2]en
[begeleider informanten 2]als
beperkt anoniemegetuigen te horen, met in achtneming van het hiervoor overwogene;
- als deskundige te benoemen
prof. dr. E.G.C. Rassin;
Stelt daartoe de stukken in handen van de raadsheer-commissaris;
Geeft de advocaat-generaal opdrachter zorg voor te dragen dat bij het nader onderzoek naar de financiële situatie van de verdachte ten tijde van het WOD-traject tevens onderzoek wordt verricht naar de financiële positie van de partner van de verdachte, [naam partner verdachte];
Verzoekt de advocaat-generaaler zorg voor te dragen dat de verdediging de tapgesprekken, die door de advocaat-generaal in het dossier worden gevoegd met betrekking tot de periode vanaf het moment dat de verdachte zijn baan verloor tot het moment van zijn aanhouding, kan beluisteren, indien daarom wordt verzocht.
Geeft de advocaat-generaal opdrachtna te gaan of de camerabeelden van de camera aan [adres] nog beschikbaar zijn en zo ja, deze op een gegevensdrager in het dossier te voegen nu deze zich thans niet (meer) in het dossier bevindt;
Schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, welke schorsing in verband met de klemmende reden dat de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, langer is dan één maand doch niet langer dan drie maanden en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op de nader te bepalen terechtzitting van dit hof.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de raadsman van de verdachte tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting, met tijdige kennisgeving daarvan aan de benadeelde partijen en de nabestaanden van het slachtoffer.
Beveelt de oproeping van de deskundige, prof. dr. E.G.C. Rassin, tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting.
Het hof verzoekt de advocaat-generaal de zaak aan te brengen bij een kamer van dit hof waarvan mrs. H.C. Plugge, D.M. Thierry en C.H.M. Royakkers deel uitmaken.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge, mr. D.M. Thierry en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. K. Elema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juli 2020.