Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
- het procesdossier van de procedure bij de rechtbank,
- het vonnis in kort geding van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2019,
- de dagvaarding in hoger beroep van 1 juli 2019 met daarin de grieven van Marcan, met producties,
- het tussenarrest van 30 juli 2019 waarbij een comparitie na aanbrengen is gelast,
- de zittingsaantekeningen van Marcan en die van [geïntimeerde] voor de comparitie,
- het proces-verbaal van de comparitie die is gehouden op 3 september 2019,
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde], met producties,
- de voor het pleidooi door Marcan ingestuurde producties 3 t/m 10, binnengekomen bij het hof op 13 mei 2020;
- de pleitnota van Marcan, voorgedragen tijdens het pleidooi van 28 mei 2020.
en. Uit artikel 8.1. van het procesreglement volgt dat uitgangspunt is, als het verzoek niet eenstemmig is, dat de wederpartij in de gelegenheid wordt gesteld om zich over het verzoek tot doorhaling uit te laten en dat, als die wederpartij vervolgens geen instructie geeft, de zaak (ambtshalve) wordt doorgehaald. Artikel 1.18 van het procesreglement bepaalt echter dat indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, het hof kan afwijken van het reglement. In de onderhavige zaak doet zich de situatie voor dat [geïntimeerde] inmiddels geen advocaat meer heeft. Het hof heeft geprobeerd om contact te leggen met [geïntimeerde] om zijn reactie op het doorhalingsverzoek te vernemen. De griffie heeft daartoe contact opgenomen met [geïntimeerde]’s voormalige advocaat, mr. Raaijmakers, met het verzoek om [geïntimeerde] te benaderen. Het is mr. Raaijmakers niet gelukt om contact te krijgen met [geïntimeerde]. Inmiddels heeft Marcan een kopie van het vonnis van de kantonrechter van 18 juni 2020 aan het hof gestuurd. Uit dat vonnis blijkt (zie rechtsoverweging 5.4) dat [geïntimeerde] kennelijk een hartaanval heeft gehad en in verband daarmee in een ziekenhuis in India is opgenomen. Het hof heeft in het voorgaande aanleiding gezien om, met toepassing van artikel 1.18 van het procesreglement, af te wijken van het uitgangspunt dat als de wederpartij geen instructie geeft de zaak wordt doorgehaald en heeft het verzoek om doorhaling afgewezen. De omstandigheden dat [geïntimeerde] geen advocaat meer heeft die namens hem instructie kan geven en dat [geïntimeerde] kennelijk vanwege (ernstige) gezondheidsredenen in een buitenlands ziekenhuis is opgenomen en contact met hem niet mogelijk is, brengen naar het oordeel van het hof mee dat het niet gerechtvaardigd is om aan de afwezigheid van een reactie van de zijde van [geïntimeerde] de consequentie te verbinden dat de zaak, die al voor arrest stond, moet worden doorgehaald. Deze omstandigheden maken dat het ontbreken van een reactie van [geïntimeerde] - anders dan in een normaal-typisch geval - niet kan worden uitgelegd als stilzwijgende toestemming met doorhaling van de zaak.