ECLI:NL:GHDHA:2020:1277

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
2200302118
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en diefstal door een bestuurslid van een stichting met witwassen als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1956, was werkzaam als bestuurslid bij een bewindvoerderskantoor en heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en diefstal van aanzienlijke geldbedragen, in totaal ongeveer 718.946 euro. De verdachte heeft rekeningen van cliënten die onder bewind stonden geplunderd en de weggenomen bedragen vervolgens gewitwassen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd, maar het hof heeft zich niet geheel met het vonnis verenigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten, de lange periode van verduistering en de gevolgen voor de benadeelden meegewogen. De verdachte heeft blijk gegeven van geen respect voor andermans eigendom en heeft het vertrouwen dat in haar functie was gesteld ernstig geschonden. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar leeftijd en fysieke beperkingen, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd, maar het hof heeft geconcludeerd dat de schade voor de benadeelden niet meer te herstellen is.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003021-18
Parketnummer: 09-819137-17
Datum uitspraak: 14 juli 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
adres: [adres verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 30 juni 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
zij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 december 2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) goed(eren) te weten een of meer (grote) geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) 718.946,00 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende(n) aan Stichting [naam stichting] en/of [slachtoffer 1] en/of (erven van) [slachtoffer 2] en/of (erven van) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als bestuurslid van de Stichting [naam stichting], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
zij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 december 2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer (grote) geldbedrag(en) (totaal ongeveer 718.946,00 euro), althans enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende(n) aan Stichting [naam stichting] en/of [slachtoffer 1]en/of (erven van) [slachtoffer 2] en/of (erven van) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een pinpas/bankpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waartoe zij, verdachte, niet gerechtigd was, meermalen, althans eenmaal (telkens) geldbedragen te pinnen van de rekening van die Stichting [naam stichting]en/of [slachtoffer 1]en/of (erven van) [slachtoffer 2] en/of (erven van) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4];
2.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 oktober 2017 (telkens), te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
a. a)
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedrag(en) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld dan wel verborgen heeft gehouden of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/ deze voorwerpen is, en/of dit voorwerp/ deze voorwerpen, te weten geld, voorhanden heeft gehad
dan wel
b) van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedrag(en) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of een of van meerdere voorwerpen, te weten een of meederere geldbedrag(en) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
immers hebben/ heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) die/dat geldbedrag(en)/ voorwerp(en), onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere (privé) bankrekeningen
terwijl zij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovengenoemde (grote) geldbedrag(en) telkens geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf/ misdrijven,
en/of
van het plegen van witwassen een gewoonte hebben/ heeft gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij
(op meerdere tijdstippen
)in
of omstreeksde periode van
1 januari 201211 januari 2016tot en met
15 december11 juli2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland,
althans in Nederland,
(telkens
)opzettelijk
(een
)goed
(eren)te weten een
of meer (grote)geldbedrag
(en) tot een totaal van (ongeveer) 718.946,00 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende
(n)aan
Stichting [naam stichting]en/of [slachtoffer 1]en/of (erven van
)[slachtoffer 2]
en/of (erven van) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk
(e)goed
(eren)verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking
, te weten als bestuurslid vanbijde Stichting [naam stichting]
, in elk geval anders dan door misdrijfonder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en
/of
zij
(op
een of meerderetijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2012 tot en met 15 december 2016 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of elders in Nederland,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen een
of meer (grote)geldbedrag
(en) (totaal ongeveer 718.946,00 euro), althans enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten deletoebehorende
(n)aan
Stichting [naam stichting]en/of[slachtoffer 1]en/of
(erven van) [slachtoffer 2] en/of (erven van)[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij de verdachte
zichde toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een pinpas/bankpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waartoe zij, verdachte, niet gerechtigd was,
meermalen, althans eenmaal (telkens
) geldbedrageneen geldbedragte pinnen van de rekening van die
Stichting [naam stichting]en/of[slachtoffer 1]en/of
(erven van) [slachtoffer 2] en/of (erven van)[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4];
2.
zij op
een of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2012 tot en met 24 oktober 2017
(telkens), te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
a.
a)

van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedrag(en) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en),

de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld dan wel verborgen heeft gehouden of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/ deze voorwerpen is, en/of dit voorwerp/ deze voorwerpen, te weten geld, voorhanden heeft gehad
dan wel
b) van een ofmeerdere voorwerpen, te weten
een ofmeerdere
(grote)geldbedrag
(en
) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/ofheeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of
een ofvan meerdere voorwerpen, te weten
een ofmee
rdere
regeldbedrag
(en
) tot een totaal van 718.946,00 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en),gebruik heeft gemaakt,
immers
hebben/heeft zij, verdachte,
en/of haar mededader(s)toen en daar
(telkens)die
/datgeldbedrag
(en
)/ voorwerp(en), onder zich genomen en/of gehouden en/ofuitgegeven voor privé-doeleinden en
/ofgestort op een of meerdere (privé) bankrekeningen
terwijl zij verdachte
en/of haar mededader(s) (telkens)wist
(en)dat bovengenoemde
(grote)geldbedrag
(en
)telkens
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -afkomstig
waswarenuit enig misdrijf
/ misdrijven,
en
/of
van het plegen van witwassen een gewoonte
hebben/heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten bekend. Nu de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, zal het hof ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en feit 2
Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
1. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 21 maart 2018.
2. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2020.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 oktober 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. Pl1700-2016414270-36, blz. 185 en 186.
4. Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens [slachtoffer 1] d.d. 22 december 2016 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2016414270-1, blz. 44-46.
5. Een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1] d.d. 13 februari 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2016414270-3, blz.54-56.
6. Een geschrift, zijnde een overzicht van de banktransacties van [slachtoffer 1], d.d. 11 april 2017, blz. 103-106.
7. Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens Stichting [naam stichting] d.d. 12 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2017218356-1, blz. 66 e.v. (met bijlagen).
8. Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens Stichting [naam stichting] en namens [slachtoffer 4] d.d. 28 september 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2017306387-1, blz. 81 e.v. (met bijlagen).
9. Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens Stichting [naam stichting] d.d. 19 april 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2017122970-1, blz. 57 e.v. (met bijlagen).
10. Een proces verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2017 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2016414270-33, blz. 132 e.v.
De bewijsmiddelen zijn -ook in hun onderdelen- slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Voor zover geschriften zijn gebruikt, zijn deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde levert op:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft,
meermalen gepleegd.
Het onder 1 tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode meermalen schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en diefstal van verschillende gelbedragen. De verdachte was werkzaam bij een bewindvoerderskantoor en heeft in die hoedanigheid rekeningen van verschillende personen die onder bewind stonden geplunderd. Zij heeft gedurende een periode van bijna vijf jaar gemiddeld wekelijks geld van rekeningen die aan cliënten van Stichting [naam stichting] toebehoorden gestolen dan wel verduisterd, door geld te pinnen of naar een andere rekening over te maken. Zij ging daarbij geraffineerd te werk door gebruik te maken van de rekening van de korfbalvereniging waar zij lid van was, dan wel van een door haar geopende rekening bij de Rabobank. De verdachte heeft met haar handelen er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom.
Vervolgens heeft de verdachte de door haar weggenomen geldbedragen witgewassen en van dat witwassen een gewoonte gemaakt. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat zij zich bij het plegen van de onderhavige feiten uitsluitend heeft laten leiden door eigen geldelijk gewin en zich op geen enkele manier heeft bekommerd om de gevolgen voor de benadeelden. Zij heeft zich grote geldbedragen wederrechtelijk toegeëigend, uitsluitend om daarmee voor zichzelf en haar man en kinderen een comfortabel bestaan te kunnen financieren. Het hof rekent het de verdachte voorts aan dat zij niet uit zichzelf is gestopt, maar daarmee zolang mogelijk is doorgegaan. De slachtoffers stonden onder bewind, juist omdat zij financieel beschermd moesten worden. De verdachte heeft het vertrouwen dat haar in het kader van haar functie was gegeven ernstig geschonden. Daarnaast heeft zij de stichting waarvoor zij werkzaam was in een kwaad daglicht gesteld en grote (financiële) schade berokkend. Ook heeft zij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de sector van de bewindvoering wordt gesteld beschaamd.
Voor de hoogte van het fraudebedrag gaat het hof uit van € 500.000,-, zoals ook is geschat in het ontnemingsvonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 20 mei 2020, dat inmiddels onherroepelijk is.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het gelet op haar leeftijd en fysieke beperkingen moeilijk is om werk te vinden en dat zij momenteel een baan heeft waarbij zij één dag in de week werkt. Voorts heeft zij verklaard dat zij op dit moment € 250,- per maand aflost dan wel reserveert ten behoeve van de terugbetaling van de door haar veroorzaakte financiële schade. Hoewel het hof waardering heeft voor de wens van de verdachte om de personen die zij heeft benadeeld voor zoveel als dit binnen haar vermogen ligt schadeloos te stellen, moet ernstig rekening worden gehouden met het feit dat de verdachte het door haar weggenomen bedrag niet meer (volledig) zal kunnen terugbetalen. De schade is naar te verwachten valt niet meer te herstellen door de verdachte.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte spijt betuigd. Deze strafzaak heeft voor de verdachte grote consequenties gehad in haar persoonlijke leven alsmede voor haar gezin en familie. Naast de omstandigheid dat (in eerste instantie) ook haar man en kinderen als verdachte zijn aangemerkt, heeft ook de media-aandacht die er voor de zaak is geweest haar bijzonder geraakt. De periode die de verdachte in voorlopige hechtenis in een penitentiaire inrichting heeft doorgebracht heeft zij als bijzonder zwaar ervaren, zeker nu zij gedurende deze periode de zorg voor haar zieke man niet zelf op zich kon nemen.
Blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2020, is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
De reclassering adviseert in haar Reclasseringsadvies d.d. 19 januari 2018 om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal aan de verdachte dan ook een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal het hof een iets lagere straf opleggen dan door de rechtbank is bepaald.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zullen de na te melden bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 311, 322 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
3 ( drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

  • de verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen die haar door of namens de reclassering worden gegeven, zo frequent en zo lang die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
  • de verdachte zich gedurende de proeftijd onder (ambulante) behandeling zal stellen bij De Waag of een soortgelijke instelling en mee zal werken aan diagnostiek en behandeling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde inzicht te krijgen in haar eventuele problematiek en ter voorkoming van recidive, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de verdachte gedurende de proeftijd de reclassering inzage zal geven in haar (toekomstige) werkzaamheden alsmede in haar financiën en zich zal houden aan aanwijzingen die door of namens de reclassering in dat kader aan haar worden gegeven;
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, mr. C.H.M. Royakkers en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juli 2020.
mr. B.P. de Boer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.