ECLI:NL:GHDHA:2020:1258

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
2200230118
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepteelt en diefstal elektriciteit wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte had een huurcontract op zijn naam, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk op het adres verbleef waar de hennepplantage was aangetroffen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij of de diefstal van elektriciteit. De enkele omstandigheid dat de verdachte het pand huurde, was onvoldoende om zijn betrokkenheid aan te nemen. Daarnaast werd de benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de kosten van de verdediging van de verdachte in verband met de vordering van de benadeelde partij op nihil begroot.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002301-18
Parketnummer: 10-059663-18
Datum uitspraak: 6 juli 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1967,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 juni 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.450,65.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 7 maart 2018 te Zwijndrecht, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand op/aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 328 gram hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 6 september 2017 tot en met 7 maart 2018 te Zwijndrecht, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, inklimming en/of verbreking;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de pleger is van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, reeds omdat op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de aanwezigheid van een hennepkwekerij en/of hennepplanten in de door hem gehuurde woning aan de [adres] te Zwijndrecht, waarvan aannemelijk is dat hij daar nooit heeft verbleven. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte wist van de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij, laat staan dat kan worden vastgesteld dat hij de elektriciteit heeft weggenomen. De enkele omstandigheid dat de verdachte het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen huurde, biedt onvoldoende aanknopingspunt voor de aanname dat de verdachte betrokken is geweest bij of wist van het telen van de hennep en de diefstal van elektriciteit. Ander bewijs voor de betrokkenheid of wetenschap van de verdachte ontbreekt. Daarom behoort de verdachte te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [bedrijf]
In het onderhavige strafproces heeft [bedrijf] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 5.189,62.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.450,65.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, omdat zijn inziens ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk is geworden dat de vordering is voldaan.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding nu de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden verwezen in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

Verklaart de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. L.C. van Walree en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 juli 2020.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.