GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-19/00445
Uitspraak van 30 juni 2020
[X]te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [A] )
de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, de heffingsambtenaar,
(vertegenwoordigers: [B] en [C] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 20 mei 2019, nummer SGR 18/118.
1.1. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag in het binnenhavengeld van de gemeente Leiden (de aanslag) opgelegd naar een te betalen bedrag van € 14.108,15.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een te betalen bedrag van € 13.001,40.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 338. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot € 10.900,95, de heffingsambtenaar veroordeeld de proceskosten tot een bedrag van € 1.280 aan belanghebbende te voldoen en gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt.
1.4. Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. In verband daarmee is een bedrag van € 519 aan griffierecht geheven. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan de zittingen heeft het Hof de volgende stukken ontvangen, waarvan de wederpartij kennis heeft genomen:
- Op 5 december 2019 van de zijde van belanghebbende een nader stuk met zes bijlagen;
- Op 6 december 2019 van de zijde van belanghebbende een aanvulling op het nader stuk van 4 december 2019 met één bijlage;
- Op 16 januari 2020 van de zijde van belanghebbende een door [D ] opgesteld deskundigenrapport;
- Op 28 januari 2020 van de zijde van de heffingsambtenaar een reactie op het deskundigenrapport;
- Op 31 januari 2020 van de zijde van belanghebbende het verzoek de hoger beroepsprocedure voort te zetten;
- Op 1 april 2020 van de zijde van de heffingsambtenaar een nader stuk;
- Op 2 juni 2020 van de zijde van belanghebbende een tweede door [D ] opgesteld deskundigenrapport;
- Op 4 juni 2020 van de zijde van de heffingsambtenaar een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling van 16 juni 2020;
- Op 5 juni 2020 van de zijde van belanghebbende een reactie op het voornoemde verzoek van de heffingsambtenaar met het verzoek aan het Hof het uitstelverzoek niet te honoreren;
- Op 10 juni 2020 van de zijde van belanghebbende een pleitnota met twee bijlagen;
- Op 15 juni 2020 van de zijde van de heffingsambtenaar een reactie op het tweede deskundigenrapport.
1.5. De mondelinge behandelingen van de zaak in hoger beroep hebben plaatsgehad ter zitting van 17 december 2019 en 16 juni 2020, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft pleitnota’s overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn processen-verbaal opgemaakt.
2.1. Belanghebbende is eigenaar van een aantal bedrijfsvaartuigen, te weten dekschuiten, beunbakken en sleepboten. Deze bedrijfsvaartuigen verhuurt belanghebbende onder andere aan consumenten, (studenten)verenigingen, stichtingen en bedrijven.
2.2. Ten behoeve van onder 2.1 genoemde bedrijfsvaartuigen beschikt belanghebbende over een aantal ligplaatsen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Leiden.
2.3. Op basis van de Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 2017 (de Verordening) is van belanghebbende binnenhavengelden geheven. In de Verordening staat, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
m. vaste ligplaats: een, door middel van een vergunning, van gemeentewege aangewezen locatie bestemd voor het afmeren van een vaartuig;
(…)
Artikel 2. Belastbaar feit
Onder de naam binnenhavengeld worden rechten geheven ter zake van het gebruik van het havengebied en ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten in verband met dat gebruik.
Artikel 3. Belastingplicht
Belastingplichtig is de eigenaar van het vaartuig, de reder, de schipper, de kapitein, degene aan wie het schip in gebruik is gegeven, of degene die als vertegenwoordiger voor één van dezen optreedt.
Artikel 4. Maatstaf van heffing
Het binnenhavengeld wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.”
4. In de tarieventabel behorende bij de Verordening (de tarieventabel) is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“Het binnenhavengeld bedraagt:
(…)
m. voor dekschuiten, beunbakken, duw- en sleepboten, waarvoor door het college van burgemeester en wethouders een vaste ligplaats is toegestaan, per kalenderjaar of gedeelte daarvan per m² oppervlakte € 11,65
(…)
p. voor historische vaartuigen die niet in categorie n of o vallen, waarvoor door het college van burgemeester en wethouders een vaste ligplaats is toegestaan, die aantoonbaar ingeschreven zijn bij het Nationaal Register Varende Monumenten, per kalenderjaar of gedeelte daarvan per m² oppervlakte € 4,28”
2.4. Drie dekschuiten (nummer [1] (SG1), [2] (SG2) en [4] (SG4)) zijn op 20 maart 2018 geregistreerd in het Register Varend Erfgoed Nederland (RVEN) (het register) als historisch vaartuig als bedoeld onder letter ‘p’ van de tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invorderging van binnenhavengeld 2017 (de Verordening).
2.5. Vaststaat dat de voornoemde drie schepen van belanghebbende voor het jaar 2017 dienen te worden aangeslagen conform het bij de Verordening horende tarieventabel onder letter ‘p’ opgenomen bedrag van € 4,28 per m2 (het verlaagde tarief).
2.6.1. Alvorens een schip te kunnen laten registeren dient de eigenaar van het schip lid te zijn van een bij de Federatie Varend Erfgoed Nederland (FVEN) aangesloten behoudsorganisatie. Inzake voornoemde registratie staat op de website van de FVEN, voor zover van belang, het volgende vermeld:
2.6.2. Inzake de registers:
“Het Register Varend Erfgoed Nederland (
RVEN (http://rven.info/)) is een onafhankelijk register. Dit wil zeggen dat alle schepen, die aan de toelatingscriteria voldoen, in het register kunnen worden ingeschreven.
De eigenaar van het schip moet lid zijn van een bij de FVEN aangesloten behoudsorganisatie om zijn of haar schip in het register te kunnen laten inschrijven.
Zodra een schip is ingeschreven in het register is het Varend Erfgoed.
Schepen, die aan de algemene en specifieke criteria voor het type voldoen en een referentiejaar kennen van 50 jaar of langer geleden, waarvan het uiterlijk en de relatie met het oorspronkelijke gebruik in voldoende mate is behouden, kunnen de toevoeging “Varend Monument®” krijgen.
Een verzoek hiertoe kan zowel door de eigenaar als de behoudsorganisatie worden gedaan.
Daarvoor zijn er algemene criteria en per behoudsorganisatie specifieke criteria toegespitst op het scheepstype van die behoudsorganisatie. Die kunt u vinden op de websites van de behoudsorganisaties. In de toekomst gaat naast het uiterlijk van een schip ook de cultuurhistorische beschrijving een belangrijke rol spelen.”
2.6.3. Inzake de toelatingseisen:
“Voor aanmelding en opname in het Register gelden de volgende toelatingseisen:
De aanmelding betreft een schip oorspronkelijk ontworpen en gebouwd om mee te varen.
Het schip is meer dan 50 jaar geleden te water gelaten
Het heeft ligplaats in Nederland of vaart onder Nederlandse vlag
Het scheepstype was meer dan vijftig jaar geleden beeldbepalend op de Nederlandse wateren of was typerend binnen de ontwikkeling van de Nederlandse scheepsbouw.
Hierbij wordt het vaartuig op de volgende punten beoordeeld:
Romp
Opbouw
Voortstuwing
Interieur
Bij elk van deze punten wordt gekeken naar de vorm, het materiaal en de gebruikte techniek.
Omdat de algemene criteria niet alle specifieke eigenschappen van elk scheepstype dekken, zijn er per scheepstype aanvullingen op deze criteria.
Criteria voor opname in het Register Varend Erfgoed Nederland kunt u
hier (https://www.fven.nl/wp-content/uploads/2018/08/7.1-algemene-criteria-RVEN-33242.pdf)lezen of downloaden.”
2.6.4. Inzake de procedure:
“De procedure bestaat uit een aantal stappen