In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen voor diefstal van t-shirts. De advocaat-generaal vorderde dat de zaak onder vernietiging van het vonnis naar de politierechter zou worden teruggewezen voor herbehandeling. Het hof constateerde dat de politierechter de verdachte en zijn raadsman niet het laatste woord had gegeven, wat in strijd is met artikel 311, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit leidde tot de conclusie dat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nietig was. Het hof oordeelde dat de nietigheid niet onder de uitzonderingen van artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering viel, omdat de politierechter de hoofdzaak had beslist. Het hof heeft de zaak niet terugverwezen naar de rechtbank te Rotterdam, maar heeft zelf de zaak beoordeeld en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.