ECLI:NL:GHDHA:2020:1187

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
2200466218
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met psychische en verslavingsproblematiek van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot afpersing, waarbij hij op 15 februari 2018 in Spijkenisse, gemeente Nissewaard, de woning van een slachtoffer binnendrong en deze onder bedreiging van geweld dwong tot de afgifte van geld. Het hof heeft acht geslagen op rapportages die wijzen op een jarenlange stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne, alsook op een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en antisociale trekken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er vijf bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en verplichte behandeling voor zijn verslavings- en psychische problematiek. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat de verdachte zich positief heeft ontwikkeld en een nieuwe detentie nadelig zou zijn voor zijn resocialisatie. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004662-18
Parketnummer: 10-033192-18
Datum uitspraak: 30 januari 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 november 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 16 januari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden als in het vonnis vermeld en met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een beslissing genomen over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 februari 2018 te Simonshaven, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (nadat die [aangever 1] bij verdachte en zijn mededader in de auto was gestapt)
-tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd dat deze zijn pinpas en zijn mobiele telefoon moest afgeven en/of
-(waarbij) hij, verdachte, (vervolgens) aan zijn mededader de woorden heeft toevoegd: "Geef (mij) het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-bij die [aangever 1] angst heeft/hebben ingeboezemd;
2. primair
hij op of omstreeks 15 februari 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
-de woning van die [aangever 2] is/zijn binnengedrongen en/of
-die [aangever 2] bij zijn shirt heeft/hebben vastgepakt en/of
-die [aangever 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht, althans tegen/op het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
-tegen die [aangever 2] heeft/hebben gezegd dat deze de andere dag 100 euro moest betalen anders zou het vervolg komen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 15 februari 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, die [aangever 2] (met kracht) in het gezicht, althans tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis waarvan beroep onder 1 en 3 tot en met 6, en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorts heeft zij gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe te wijzen voor de duur van 100 dagen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 februari 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (100 euro),
-de woning van die [aangever 2] is binnengedrongen en-die [aangever 2] meermalen, (met kracht) in het gezicht, tegen/op het hoofd heeft gestompt en
-tegen die [aangever 2] heeft gezegd dat deze de andere dag 100 euro moest betalen anders zou het vervolg komen, ;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot afpersing van [aangever 2]. De verdachte is tot zijn handelen gekomen omdat hij boos was dat het slachtoffer diens schuld van 100 euro bij een drugsdealer, waarvoor de verdachte ‘garant stond’, niet voldeed. De verdachte heeft door te handelen zoals is bewezen verklaard inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer in zijn woning en hem gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2019.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een rapport van H. Leijsen, klinisch psycholoog/psychotherapeut van 1 oktober 2018, dat onder meer het volgende inhoudt:
Er is sprake van een jarenlange stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne. Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en antisociale trekken.
Hierbij staan met name de volgende kenmerken op de voorgrond: een verminderde impulscontrole bij oplopende druk, beperkte introspectieve vermogens, beperkte copingsvaardigheden, een verslavingsgevoeligheid, een zekere gevoeligheid voor de omgeving en wantrouwen.
De recidivekans voor strafbare feiten over het algemeen is aanwezig, indien er niets verandert bij betrokkene of in de situatie van betrokkene.
In eerste instantie zal betrokkene geholpen moeten worden bij het vinden van een geschikte woonplek en het regelen van zijn uitkering. Vervolgens zal hij begeleid moeten worden bij het vinden van werk, in ieder geval het creëren van een adequate dagstructuur en daginvulling.
In de verdere behandeling zal aandacht besteed moeten worden aan vergroting van de impulscontrole. Ook zal aandacht besteed moeten worden aan de verslavingsgevoeligheid van betrokkene. Hierbij zal het van belang zijn om betrokkene alternatieve adequatere copingvaardigheden aan te leren en tevens aandacht besteed moeten worden aan het inzicht.
Daar pogingen om betrokkene ambulant te helpen al herhaaldelijk niet van de grond zijn gekomen, lijkt het opstarten vanuit een klinische setting de enige manier om de begeleiding en behandeling van betrokkene adequaat vorm te geven. Hierbij kan gedacht worden aan een opname op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of een gelijkwaardige afdeling/instelling. Vanuit de klinische setting kan dan langzaam toegewerkt worden naar een beschermede woonvorm in een ambulant nazorgtraject, waarbij zijn vrijheden geleidelijk opgebouwd kunnen worden om uiteindelijk tot een adequate resocialisering te komen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het rapport van Antes Reclassering van 24 oktober 2018.
De reclassering acht het behandelvoorstel van het NIFP zoals opgenomen in het rapport van 1 oktober 2018 het aangewezen traject om te volgen. De reclassering ziet een hoog algemeen recidiverisico indien de huidige bijzondere voorwaarden niet worden aangevuld met een klinische behandelverplichting.
Geadviseerd worden de volgende bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf:
-De verdachte moet zich melden bij de reclassering voor zolang en zo frequent als zij gedurende deze periode nodig acht.
-De verdachte wordt verplicht om zich voor behandeling te laten opnemen in een FPA, of een soortelijke intramurale instelling.
-De verdachte wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen voor zowel zijn verslavings- als psychische problematiek bij een instelling voor ambulante (forensische) zorg. De reclassering acht het daarbij van belang dat een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ambulant behandelingstraject. Verzocht wordt dat de verdachte wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dat nodig acht.
-Verdachte wordt verplicht om zich te laten opnemen in een begeleide woonvorm van Antes GGZ of een soortgelijke instelling.
-De verdachte zal gedurende de proeftijd deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Leefstijltraining.
-De verdachte wordt voorts verplicht om zich in te spannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle (betaalde) dagbesteding en het op orde stellen van de financiële zaken.
Tenslotte heeft het hof acht geslagen op het voortgangsverslag van Fivoor d.d. 16 december 2019 en van de toelichting ter zitting van de toezichthouder, mevrouw S. Hassoun, die het verslag mede heeft opgesteld.
Hieruit blijkt dat de verdachte opgenomen is geweest op de FPA te Den Haag voor detoxificatie, psychiatrische stabilisatie en resocialisatie. De opname verliep ongecompliceerd. De verdachte heeft zijn klinische doelen behaald en de inschatting wordt gemaakt dat het goed is voor de verdachte om de volgende stap te zetten in zijn resocialisatie.
Mevrouw Hassoun heeft ter terechtzitting toegelicht dat de verdachte grote sprongen vooruit heeft gemaakt. De verdachte verblijft inmiddels op een beschermd wonen locatie van Bavo Europoort in Rotterdam. Een nieuwe detentie zal betekenen dat de verdachte deze plaats kwijtraakt en weer op de wachtlijst zal komen te staan. Het kan dan maanden duren voordat er weer een plek voor hem beschikbaar is. Daarnaast is er contact tussen de verdachte en zijn ex-vrouw en kind en heeft er in dat kader systeemtherapie plaatsgevonden. Verdachte is voorts aangemeld voor ambulante zorg en er is een uitkering aangevraagd. Als verdachte opnieuw detentie zou moeten ondergaan, zou dat nadelig zijn, omdat alles daarna dan opnieuw in gang zou moeten worden gezet.
Het hof is van oordeel dat het handelen van de verdachte behoort te worden bestraft met een vrijheidsbenemende straf om de verdachte ervan te doordringen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit en hem ervan te weerhouden dit weer te doen. Daarom zal het hof een deel van deze straf voorwaardelijk aan verdachte opleggen. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor uiteengezet. Het hof is van oordeel dat hij ter terechtzitting in hoger beroep duidelijk inzicht in het kwalijke van zijn handelen heeft getoond. De verdachte heeft zich voorts aantoonbaar ingespannen en actie ondernomen teneinde te komen tot een positieve wending van zijn leven. Tijdens de behandeling van deze zaak in hoger beroep is dat ook nader door de raadsvrouw en de toezichthouder van de verdachte deugdelijk onderbouwd naar voren gebracht. Het thans alsnog opleggen van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis zou die positieve ontwikkeling in negatieve zin doorbreken.
Het is op grond van het hiervoor overwogene, mede gelet op de speciale en de generale preventie dat het hof, in dit geval, komt tot het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, met een langere proeftijd dan de gebruikelijke twee jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid en bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten poging tot afpersing.
Gelet op voormelde rapportages en conclusies is het hof van oordeel dat vooralsnog er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal het hof bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14e Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte bij arrest van de strafkamer van de Hoge Raad van 16 december 2008 (onder parketnummer/rolnummer 10-650116-05/22-001836-06 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaar en 10 maanden.
De veroordeelde is bij besluit van 13 januari 2015 per 8 februari 2015 in voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 1772 dagen, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De voorwaardelijke invrijheidsstelling is herroepen voor de duur van 60 dagen bij uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 10 november 2017.
De officier van justitie heeft op 6 maart 2018 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Deze vordering strekt tot een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, in verband met schending van de opgelegde algemene voorwaarde, aangezien de verdachte voor een nieuw strafbaar feit is aangehouden op 16 februari 2018.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling zal worden toegewezen, te weten voor de duur van 100 dagen, subsidiair te wijzigen met als bijzondere voorwaarden 1 en 3 tot en met 6 zoals in het vonnis van de rechtbank in de onderhavige zaak is vermeld.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Hij heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan, terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Het hof is gelet op hetgeen hierover in het kader van de strafoplegging is overwogen, van oordeel dat herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling achterwege dient te blijven en zal de vordering derhalve afwijzen. Onderhavige zaak heeft zich afgespeeld tussen personen die elkaar kenden uit het drugs- en gebruikersmilieu. Het hof is van oordeel dat er niet sprake is van een zodanige ernstige schending van de opgelegde voorwaarden dat dit een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling rechtvaardigt zoals is gevorderd. Het hof heeft daarbij mede acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn toegelicht. Daaruit blijkt dat een nieuwe detentie zijn positieve ontwikkeling nadelig zou beïnvloeden en wellicht teniet zou kunnen doen wat in de afgelopen periode is opgebouwd. Ook ter voorkoming van recidive acht het hof het van groot belang dat het door de verdachte ingezette resocialisatietraject niet wordt onderbroken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
40 (veertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Antes Reclassering zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen voor zowel zijn verslavings- als psychische problematiek bij een ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen van Antes GGZ of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Deze aanmelding voor begeleid wonen zal door de reclassering worden beoordeeld op noodzaak en duur. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
4. de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Leefstijltraining, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan verdachte zullen worden gegeven;
5. de veroordeelde wordt verplicht om zich in te spannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle (betaalde) dagbesteding en het op orde stellen van de financiële zaken. Betrokkene geeft de toezichthouder ten aanzien van dagbesteding en financiën openheid van zaken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, mr. G. Knobbout en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. K. Kiela.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 januari 2020.