ECLI:NL:GHDHA:2020:1185

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
2200004017
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van straatroof door gebrek aan bewijs en niet-ontvankelijkheid van schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde en veroordeeld voor het onder 1 ten laste gelegde, waarbij hij een gevangenisstraf van 221 dagen kreeg opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te veroordelen voor de straatroof. De waarnemingen van de wijkagent waren niet specifiek genoeg en er was geen andere herkenning van de verdachte beschikbaar. Hierdoor kon niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de dader was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde straatroof en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000040-17
Parketnummer: 10-701169-16
Datum uitspraak: 5 februari 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op
28 maart 2018 en 22 januari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van gronden, behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenendertig dagen met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdeenentwintig dagen met aftrek van voorarrest, waarvan honderdtachtig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis vermeld.
Tevens is aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod, zoals nader in het vonnis omschreven, met het bevel dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is –voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde- ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juni 2016 te Rotterdam op of aan de openbare weg, het [adres feit], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas en/of mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of geld (400 euro) en/of autosleutels en/of een of meer passen, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zich opdringen aan die [aangever] en/of
- ( met kracht) beetpakken/vastpakken van die [aangever] en/of
- duwen/drukken van een mes tegen/op de keel/hals van die [aangever] en/of
- ( daarbij) die [aangever] dwingen/gebieden om mee te lopen en/of
- duwen/drukken van die [aangever] tegen een muur en/of
- aftasten/doorzoeken van een of meer zakken van die [aangever] en/of
- uittrekken van de jas van die [aangever] en/of
- ( daarbij) aan die [aangever] (dreigend) mededelen -zakelijk weergegeven- dat hij mee moest lopen en/of dat er niet zou gebeuren als hij zou meewerken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof stelt vast dat het dossier een aantal aanwij-zingen bevat voor mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde straatroof.
Het hof is evenwel van oordeel dat de waarnemingen van de wijkagent met betrekking tot de overeenkomsten in de kleding van de persoon op de foto op pagina 135 en de kleding en het uiterlijk van de verdachte, onvoldoende specifiek zijn. De verbalisant komt ook niet tot een volledige herkenning. Op grond van deze bevindingen van de verbalisant kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid worden geconcludeerd dat de verdachte op de foto staat, ook niet in samenhang met het overige voorhanden bewijsmateriaal. Andere herkenningen van de verdachte zijn niet beschikbaar, terwijl ook overigens voldoende bewijs ontbreekt.
Aldus is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegde, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.323,95.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.059,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.059,-, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. M.J.J. van den Honert en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 februari 2020.