In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer, waarbij hij deze een kopstoot gaf en meerdere malen in het gezicht sloeg. Het hof heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat de verdediging niet aannemelijk heeft kunnen maken dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De feiten zijn onderbouwd met bewijsmiddelen zoals de aangifte van het slachtoffer en getuigenverklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer toegewezen tot een bedrag van € 1.157,09, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met het feit dat de verdachte geen eerdere incidenten heeft gehad op de werkplek. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en bepaald dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht.