ECLI:NL:GHDHA:2020:1128

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
22-001335-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve terugwijzing van een strafzaak naar de rechtbank wegens gebrek in samenstelling van het gerecht in eerste aanleg

Op 30 juni 2020 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam was vrijgesproken van het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 16 juni 2020, heeft het hof kennisgenomen van de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging. Het hof constateerde dat er een sterke verwevenheid was met andere zaken van medeverdachten, die gelijktijdig maar niet gevoegd waren behandeld. In die zaken was door de verdediging een preliminair verweer gevoerd over de samenstelling van het gerecht in eerste aanleg, wat leidde tot vernietiging van de vonnissen en terugwijzing naar de rechtbank.

Het hof heeft ambtshalve besloten dat het gebrek in de samenstelling van het gerecht in eerste aanleg ook van toepassing was op de onderhavige zaak. Gezien de sterke verwevenheid met de zaken van de medeverdachten, heeft het hof geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven. Het hof heeft daarom het vonnis vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de meervoudige economische kamer van de rechtbank Rotterdam, zodat recht kan worden gedaan met inachtneming van het arrest in de andere zaken.

De beslissing van het hof is genomen in het belang van een eerlijke rechtsgang, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft de zaak teruggeworpen naar de rechtbank om te zorgen voor een onpartijdige behandeling van de zaak, in overeenstemming met de vereisten van een rechtvaardig proces.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001335-18
Parketnummer: 10-994551-15
Datum uitspraak: 30 juni 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 16 juni 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De zaak is in hoger beroep op bovengenoemde zitting gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] en de zaken van de overige medeverdachten. [1] In die zaken is een preliminair verweer gevoerd aangaande de samenstelling van het gerecht in eerste aanleg en waarbij vernietiging van de vonnissen is bepleit en terugwijzing naar het gerecht in eerste aanleg.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft geconstateerd dat de verdachte in de onderhavige zaak ter zake van het tenlastegelegde is vrijgesproken. Door de verdediging is in de onderhavige zaak geen preliminair verweer gevoerd. De advocaat-generaal heeft verzocht om in het geval dat de zaken van de medeverdachten worden teruggewezen, dit in de onderhavige zaak ook te doen.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof ambtshalve tot een vernietiging daarvan komt.
Ambtshalve beslissing aangaande de samenstelling van het gerecht in eerste aanleg
Het hof constateert ambtshalve dat in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte], die gelijktijdig maar niet gevoegd met de onderhavige zaak en de zaken van andere medeverdachten is behandeld, naar aanleiding van een in die zaken door de verdediging – naar oordeel van het hof terecht - gevoerd preliminair verweer betreffende de samenstelling van het gerecht in eerste aanleg, het (de) bestreden vonnis(sen) waarvan beroep heeft vernietigd en de za(a)k(en) heeft teruggewezen naar de meervoudige economische kamer van de rechtbank Rotterdam, teneinde met inachtneming van de arrest in de onderscheiden zaken recht te doen.
De strafzaak van de verdachte was een van de zaken die in eerste aanleg gelijktijdig, doch niet gevoegd, met die tegen de medeverdachten is behandeld. Het vonnis is derhalve gewezen door dezelfde meervoudige economische strafkamer als in de zaken tegen de medeverdachten.
Gelet op de sterke verwevenheid van de strafzaak van de verdachte met die van de medeverdachten is het hof - ambtshalve en gelet op het subsidiaire standpunt van de advocaat-generaal – van oordeel dat het geconstateerde gebrek in de samenstelling van het gerecht in eerste aanleg ook de onderhavige zaak treft en daarmee het gegeven judicium.
Gelet op het bepaalde in artikel 423 lid 2 Sv zal het vonnis waarvan beroep moeten worden vernietigd. Het hof zal de zaak terugwijzen naar de Rechtbank Rotterdam.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en
wijst de zaak terug naar de meervoudige economische kamer van de rechtbank Rotterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. E.C. van Veen, in bijzijn van de griffier mr. M.Th.A. de Ridder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 juni 2020.
Mr. E.C. van Veen is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.

Voetnoten

1.[medeverdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 7, [medeverdachte 2].