Beoordeling in hoger beroep
2. Het gaat in deze zaak om het volgende:
( i) Main Energie heeft een overeenkomst gesloten met Multiveste XVII B.V. (hierna te noemen: Multiveste) met betrekking tot de levering door Main Energie van gas en elektriciteit, tegen betaling door Multiveste, ten behoeve van een pand aan de [adres] (hierna te noemen: het pand).
( ii) Op 24 december 2015 is Van Munster via een internetveiling eigenaresse geworden van het pand.
( iii) Bij brief van 1 maart 2016, door Main Energie ontvangen op 3 maart 2016, heeft de heer [medewerker makelaardij] (hierna te noemen: [medewerker makelaardij]) van Abram Makelaardij V.O.F. (hierna te noemen: Abram Makelaardij) het volgende geschreven aan Main Energie:
“
Namens Multi Veste XVII B.V. deel ik u mede dat zij geen eigenaar meer zijn van bovengenoemd object [het pand, toevoeging hof].
De met u overeengekomen overeenkomsten (…) zijn hiermede beëindigd.
De nieuwe eigenaar heeft aangegeven de overeenkomsten niet over te willen nemen.
(…)”
Naar aanleiding van dit bericht heeft Main Energie het pand afgemeld bij de netbeheerder en is de levering van gas en elektriciteit gestaakt.
( iv) Uit hoofde van de overeenkomst met Multiveste heeft Main Energie tussen 6 januari 2016 en 20 april 2016 in totaal acht facturen aan Multiveste gestuurd voor een totaalbedrag van € 12.280,77. De eerste twee facturen hebben betrekking op de levering van gas en elektriciteit in de maand december 2015 en de definitieve afrekening over 2015. De overige facturen hebben betrekking op de levering van gas en elektriciteit in de periode van 1 januari 2016 (elektriciteit), respectievelijk 4 januari 2016 (gas) tot en met 16 maart 2016 (elektriciteit en gas). Multiveste heeft deze facturen niet betaald. Op 20 december 2016 is Multiveste opgeheven.
( v) Bij brief van 14 april 2017, (mede) verzonden per e-mail, heeft de advocaat van Main Energie - onder aanzegging van de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten - Van Munster gemaand het nog openstaande bedrag van € 12.280,77 te voldoen. Van Munster heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
3. Bij dagvaarding in eerste aanleg heeft Main Energie gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Van Munster te veroordelen tot betaling van € 12.280,77, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente, met veroordeling van Van Munster in de proceskosten (inclusief nakosten). Na de comparitie heeft Main Energie bij akte de hoofdsom van haar vordering verminderd met een bedrag van € 3.546,89, tot € 8.733,88. Het bedrag van € 3.546,89 komt overeen met het totaal van de eerste twee facturen hiervoor genoemd onder 2(iv) met betrekking tot de levering van gas en elektriciteit in december 2015 en de definitieve afrekening over 2015. Main Energie heeft niet langer aanspraak gemaakt op betaling van deze twee facturen omdat Van Munster pas vanaf 24 december 2015 eigenaar is van het pand.
4. Van Munster heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van Main Energie.
5. De kantonrechter heeft de vordering van Main Energie afgewezen. Naar zijn oordeel was niet vast komen te staan dat de facturen waarvan Main Energie betaling vorderde, nog daadwerkelijk open stonden. Verder had Main Energie de omvang van het gas- en elektriciteitsverbruik en de juistheid van de daarop gebaseerde facturen naar zijn oordeel onvoldoende aangetoond.
6. In hoger beroep vordert Main Energie vernietiging van het vonnis en, na vermeerdering van eis, veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van Van Munster tot betaling van (i) primair, € 10.745,76, en, subsidiair, € 10.208,47, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 29 april 2017 en buitengerechtelijke incassokosten van € 882,46, en (ii) de proceskosten in beide instanties, inclusief nakosten. Main Energie voert twee grieven aan tegen het vonnis. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet vast is komen te staan de facturen waarvan Main Energie betaling vordert, nog openstaan. De tweede grief is gericht tegen de het oordeel van de kantonrechter dat Main Energie er niet in is geslaagd de juistheid van de gefactureerde bedragen aan te tonen.
7. Van Munster voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van Main Energie in de proceskosten in hoger beroep.
8. De grondslag van de vordering van Main Energie is ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). Volgens Main Energie is Van Munster ongerechtvaardigd verrijkt doordat er ten behoeve van het pand gas en elektriciteit is geleverd, en is zij verarmd tot het bedrag van de voor de levering van gas en elektriciteit gefactureerde bedragen, dan wel de inkoopwaarde van de geleverde gas en elektriciteit, die zij stelt op de gefactureerde bedragen minus 5%.
9. Van Munster voert aan dat zij niet is verrijkt omdat zij geen kosten van gas en elektriciteit heeft bespaard. Als Main Energie geen gas en elektriciteit ten behoeve van het pand had geleverd, had Van Munster geen gas en elektriciteit van een andere leverancier betrokken. Zij had geen gas en elektriciteit nodig, omdat zij het pand wilde slopen en in afwachting daarvan niet gebruikte. Dat blijkt wel, omdat zij [medewerker makelaardij] van Abram Makelaardij, die op 1 maart 2016 namens Multiveste de met betrekking tot het pand bestaande overeenkomsten heeft opgezegd, desgevraagd had bericht geen belangstelling te hebben voor voortzetting van de overeenkomst met Main Energie, en ook na beëindiging van de levering van gas en elektriciteit door Main Energie geen overeenkomst heeft gesloten met een andere leverancier. Van Munster ging er van uit dat alle aansluitingen waren beëindigd en alle overeenkomsten door Multiveste waren opgezegd. Toen Multiveste de kosten van gas en elektriciteit op Van Munster probeerde te verhalen, heeft zij samen met [medewerker makelaardij] eind januari/begin februari 2016 alle installaties uitgezet, aldus van Munster.
10. Het hof begrijpt het verweer van Van Munster aldus dat, hoewel de installaties in de pand na de levering op 24 december 2015 gas en elektriciteit zijn blijven gebruiken, zij geen behoefte had aan gas en elektriciteit en daarom van de levering geen voordeel heeft gehad. Tegen het verweer van Van Munster dat zij geen gas en elektriciteit nodig had, heeft Main Energie slechts ingebracht dat de periode waarin gas en elektriciteit zijn geleverd in de winter viel, en het pand dus moest worden verwarmd om te voorkomen dat de waterleidingen zouden bevriezen. Deze argumentatie is niet steekhoudend. Bevriezen van de waterleidingen kan eenvoudig worden voorkomen door deze af te sluiten. Van Munster voert ook aan dat zij dat heeft gedaan. Bij deze stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat Van Munster geen behoefte had aan gas en elektriciteit en dat de levering daarvan – die niet op een overeenkomst tussen Main Energie en Van Munster berustte – geen voordeel voor Van Munster heeft opgeleverd. Zij heeft door de levering dus ook geen kostenbesparing gerealiseerd doordat zij ten behoeve van het pand geen gas en elektriciteit van een andere leverancier hoefde te betrekken. Van Munster is door de levering van gas en elektriciteit dus niet verrijkt. Daarop stuit de vordering van Main Energie reeds af, zodat het niet nodig is om op de grieven van Main Energie in te gaan. Voor bewijslevering bestaat geen aanleiding, nu Main Energie geen feiten of omstandigheden heeft aangeboden te bewijzen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zou kunnen leiden. Het hof zal het vonnis bekrachtigen en Main Energie in de proceskosten van het hoger beroep veroordelen.