2.16 [slachtoffer 11]
Het hof verwijst naar de gehanteerde bewijsmiddelen. Voorts neemt het hof de modus operandi omschreven onder I, II, III en IV in aanmerking, die ook voorkomt bij de zaak 2.13.
Verbetering misslag in de tenlastelegging
In het onder 5 ten laste gelegde is als pleegdatum 17 januari 2017 vermeld. Het hof zal deze datum verbeteren in 17 april 2017. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de raadsman geen blijk heeft gegeven van enige verwarring bij hem of bij de verdachte omtrent het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt. Ter terechtzitting in hoger beroep is ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde uitgebreid verweer gevoerd met verwijzing naar gegevens die uit het dossier naar voren komen met betrekking tot een feit gepleegd op 17 april 2017. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte door een verbeterde lezing van de tenlastelegging niet in zijn verdediging is geschaad.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 17 mei 2017 tot en met 8 juni 2017
te 's-Gravenhage en/of Rotterdam,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/of van eenvalse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a. a)
te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander,[slachtoffer 1] (geboren in 1931) (zaak 2.1)
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode,en/ofdoor tezamen en in vereniging met zijn mededader te zeggen dat bij aangeefster was ingebroken en genoemde aangeefster te bellen en te zeggen dat hij van de bank was en om de pincode te vragen
en
/of
b)
te ’s-Gravenhage[slachtoffer 2] (geboren in 1941) (zaak 2.2.)
en/of
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode,
door tegen genoemde aangeefster te zeggen dat twee mannen in haar woning waren geweest en haar een pinpas van iemand anders te tonen en om de pincode te vragen
en
/ofc)
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,[slachtoffer 3] (geboren in 1924) (zaak 2.6)
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode,
door tezamen en in vereniging meteen of meer vanzijn mededader(s)en/of
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten gegevens, te weten (telkens) een pincode, door
a.
a) te zeggen dat bij aangeefster was ingebroken en/of genoemde aangeefster te bellen en/of te zeggen dat hij van de bank was en/of om de pincode te vragen en/of
b) tegen genoemde aangeefster te zeggen dat twee mannen in haar woning waren geweest en/of haar een pinpas van iemand anders te tonen en/of om de pincode te vragen en/of
c)te zeggen dat bij aangeefster was ingebroken en
/ofgenoemde aangeefster te bellen en
/ofte zeggen dat hij van de politie was en
/ofom de pincode te vragen;
2:
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 15 april 2017 tot en met 8 juni 2017
te 's-Gravenhage en/of Delft en/of Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. a)
te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander,sieraden en
/ofeen tablet en
ofeen geldbedrag (te weten
in totaal3300 euro) (zaak 2.1)
toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren in 1931)
zulks na de weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas en pincode die niet aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden;
en
/of
b)
te Delftsieraden en
/ofeen bankpas (zaak 2.3)
toebehorende aan [slachtoffer 4] (geboren in 1932)
en
/of
c)
te Rotterdamsieraden en
/ofeen tas met inhoud (zaak 2.4)
toebehorende aan [slachtoffer 5] (geboren in 1929)
en
/of
d)
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
een tas en
/ofeen bankpas en
/ofeen geldbedrag (te weten
in totaal1230 euro) (zaak 2.6)
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
a.
a) [slachtoffer 1] (geboren in 1931) (zaak 2.1) en/of
b) [slachtoffer 4] (geboren in 1932) (zaak 2.3) en/of
c) [slachtoffer 5] (geboren in 1929) (zaak 2.4) en/of
d)slachtoffer 3] (geboren in 1924)
(zaak 2.6.)
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderszulks na
dehetonder a en dweg te nemen geldbedrag
(en)tot een bedrag van 1130 euroonder
zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas
(en pincode
)die niet aan verdachte en/of zijn mededader
(s)toebehoorden;
3:
hij op 16 april 2017 te Rotterdam,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/of eenvalse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
,
[slachtoffer 6] (geboren in 1933) (zaak 2.5)
te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het afgeven van haar pinpas
, tezamen en in vereniging met zijn mededaderdoordie [slachtoffer 6]
heeft gebeld en gezegdte bellen en/of te zeggendat hij van de politie was en
/of door te zeggendat er 1000 euro van haar rekening was afgeschreven en
/of doordie [slachtoffer 6]
heeft gevraagd omte vragenhaar pinpas af te geven
,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4:
hij op
één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van20 april 2017
tot en met 23 mei 2017te Rotterdam
en/of Rijswijk en/of Den Haag, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/of van eenvalse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a. a) [slachtoffer 7] (geboren in 1947) (zaak 2.11) heeft bewogen tot de afgifte van enige goed
, het verlenen van een dienst,enhet ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een inschuld, te weten gegevens,te weten
(telkens)een pincode en/of pinpas, door tezamen en in vereniging met zijn mededader
a)te zeggen dat was geprobeerd bij aangeefster in te breken en
/ofgenoemde aangeefster te bellen en
/ofte zeggen dat hij van de politie was en
/of om de pincode en/of de pinpas te vragen althans,te zeggen dat zij haar pinpas en
/ofhaar pincode af moest geven
;5:
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 17
januariapril2017 tot en met 9 juni 2017
te Rotterdam en/of Rijswijk en/of Utrecht en/of Den Haag,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. a)
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
een bankpas en
/of een bankpas en/of (een)geldbedrag
(en
)(te weten
(totaal
)2850 euro) (zaak 2.11)
toebehorende aan [slachtoffer 7] (geboren in 1947)
zulks na de weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas en pincode die niet aan verdachte en/of zijn mededader toebehoordenen
/of
b)
te Rotterdamsieraden (ringen en
/ofarmbanden en
/ofhorloges)
en/of pennenen
/ofschaartjes (zaak 2.12)
toebehorende aan [slachtoffer 8] (geboren in 1938)
en
/of
c)
te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander,sieraden (oorbellen en
/ofkettingen en
/ofarmbanden en
/ofhorloges en
/ofeen dasspeld) (zaak 2.13)
en
/of (een)geldbedrag
(en
)(totaal 1250 euro) en
/ofeen bankpas,
toebehorende aan [slachtoffer 9] (geboren in 1929)
zulks na de weg te nemen geldbedragen (totaal 1250) onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas en pincode die niet aan verdachte en/of zijn mededader toebehoordenen
/of
d)
te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander,
eentas (met inhoud: bankpas, geldbedrag en
/ofandere passen) (zaak 2.14)
toebehorende aan [slachtoffer 10](geboren in 1940)
en
/of
f)
te ’s-Gravenhageeen tas (met inhoud: sleutels en
/ofbankpas) (zaak 2.16)
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
a.
a) [slachtoffer 7] (geboren in 1947) (zaak 2.11) en/of
b) [slachtoffer 8] (geboren in 1938) (zaak 2.12) en/of
c) [slachtoffer 9] (geboren in 1929) (zaak 2.13) en/of
d) [slachtoffer 10](geboren in 1940) (zaak 2.14) en/of
f)slachtoffer 11] (geboren in 1934) (zaak 2.16)
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders zulks na dehetonder a) en/of c) weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas (en pincode) die niet aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden;
6:
hij op
één of omstreeks17
apriljanuari2017 te Utrecht
en/of Den Haag, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/of eenvalse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 10](geboren in 1940) (zaak 2.14)
te bewegen tot
de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
het afgeven vanhaar pincode,
heeft gezegddoor te zeggendat er bij die [slachtoffer 10] was ingebroken en
/ofdie [slachtoffer 10]
heeft gebeld en gezegdte bellen en/of te zeggendat hij van de politie was en
/ofdie [slachtoffer 10]
heeft gevraagdte vragenhaar pincode af te geven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7:
Zaak 2.10
hij op
of omstreeks29 april 2017 te Rotterdam,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/of van eenvalse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 12] (geboren in 1920) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
,enhet verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten een pinpas en
/ofeen pincode, door
tezamen en in vereniging meteen of meer vanzijn mededader(s)zich voor te doen als iemand van de politie en
/ofom de pinpas en
/ofpincode te vragen;
8:
Zaak 2.10
hij op
of omstreeks29 april 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en
/of eengeldbedrag
en(totaal 1000 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 12] (geboren in 1920),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderszulks na
hetdeweg te nemen geldbedrag
en (totaal 1000 euro)(telkens)onder
zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik
tte maken van een pinpas en
/ofeen pincode die niet aan verdachte en/of zijn mededader
stoebehoorde
(n
).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 3 en 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 4 en 7 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd
medeplegen van diefstal
en
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich al dan niet samen met een ander op grote schaal schuldig gemaakt aan oplichting, dan wel pogingen daartoe, en aan diefstallen, waarvan een groot aantal hoogbejaarde vrouwen het slachtoffer is geworden. Hij heeft dat, in een aantal gevallen met een mededader, op doordachte en doortrapte wijze gedaan, veelal door in een winkelcentrum vrouwelijke slachtoffers met een hogere leeftijd uit te kiezen, hen naar hun eigen huis te volgen, hen daar bij hun woning aan te spreken en hen wijs te maken dat er bij hen was ingebroken. De slachtoffers werd hulp aangeboden. Veelal werd gevraagd om de bankpas van de slachtoffers en de bijbehorende pincode. Om de slachtoffers te overtuigen van de noodzaak de bankpas en de pincode af te geven werden zij in een aantal gevallen gebeld door een man die zich voordeed als iemand van de politie. Vervolgens heeft de verdachte al dan niet samen met zijn mededader grote bedragen gepind van de diverse bankrekeningen van de slachtoffers.
De verdachte heeft op bovengenoemde wijze de slachtoffers ernstig benadeeld, zonder zich te bekommeren om het effect dat zijn handelen juist op deze oudere en daardoor meer kwetsbare slachtoffers zou hebben. Het zijn buitengewoon ernstige feiten omdat welbewust personen die tegen de oplichtingsmiddelen van de verdachte geen verweer hadden tot slachtoffer zijn gemaakt. Verdachte heeft daarbij slechts uit financieel gewin gehandeld. Hij heeft met zijn optreden ook het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens en in autoriteiten, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Tevens neemt het hof in aanmerking dat een deel van de bewezen verklaarde feiten bij de slachtoffers thuis heeft plaatsgevonden, waardoor bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig is beschadigd. Feiten als deze leiden bovendien tot grote onrust onder ouderen in het algemeen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Integendeel, de verdachte heeft korte tijd nadat hij vrij kwam na een lange detentie weer een nieuw slachtoffer gemaakt. Daarna volgden – tot het moment dat hij voor de onderhavige ten laste gelegde feiten werd aangehouden – in een periode van minder dan drie maanden nog elf slachtoffers.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 19 september 2017 van GGZ Palier blijkt dat de kans op recidive bij de verdachte onverminderd hoog wordt ingeschat.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de bijna beroepsmatige wijze waarop de verdachte heeft gehandeld, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 507,50, bestaande uit een bedrag van € 257,50 aan materiële schade en
€ 250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 507,50.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 507,50 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 9]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 9] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 650,-, bestaande uit een bedrag van
€ 150,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 650,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte gedeeltelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof ziet geen aanleiding het bedrag te matigen, zoals de raadsman heeft verzocht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 650,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 8]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 8] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 23.574,68, bestaande uit een bedrag van € 23.074,68 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 23.574,68.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.615,68, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade is geleden tot een bedrag van € 7.115,68. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 7.615,68 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 12]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 12] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 en 8 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.028,- aan materiële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 1.028,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 7 en 8 bewezen verklaarde. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat niet blijkt dat het gepinde geld door de bank is vergoed. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.028,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 12].
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De veroordeelde is bij arrest van dit gerechtshof van
9 september 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is in die zaak op 2 april 2016 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de op 365 dagen gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 20 juni 2017 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend bij de Rechtbank Den Haag. Deze vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met de onder 1, 2, en 3 tenlastegelegde feiten.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is derhalve gegrond.
Het hof zal deze vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 117 dagen vrijheidsstraf, alsnog geheel moet worden ondergaan.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2019 gevorderd dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 1.775,-verbeurd zal worden verklaard.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 1.775,-, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het naar het oordeel van het hof niet anders kan dan dat dit geldbedrag geheel of grotendeels door middel van de bewezenverklaarde strafbare feiten is verkregen. Het hof zal daarom dit geldbedrag verbeurd verklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de vrijspraken van het onder feit 4 ten aanzien van zaak 2.13 en het onder feit 5 ten aanzien van zaak 2.15 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in hoger beroep aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 507,50 (vijfhonderdzeven euro en vijftig cent) bestaande uit € 257,50 (tweehonderdzevenenvijftig euro en vijftig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 507,50 (vijfhonderdzeven euro en vijftig cent) bestaande uit € 257,50 (tweehonderdzevenenvijftig euro en vijftig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 mei 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 9] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 9], ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 mei 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij G.A. [slachtoffer 8] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.615,68 (zevenduizend zeshonderdvijftien euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 7.115,68 (zevenduizend honderdvijftien euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 8], ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.615,68 (zevenduizend zeshonderdvijftien euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 7.115,68 (zevenduizend honderdvijftien euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
73 (drieënzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 juni 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 12] ter zake van het onder 7 en 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.028,00 (duizend achtentwintig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 12], ter zake van het onder 7 en 8 bewezen verklaarde hoofdelijk een bedrag te betalen van
€ 1.028,00 (duizend achtentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 april 2017.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: het op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag, te weten € 1.775,00.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onder nummer 99-000545-21 toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 117 dagen vrijheidsstraf, alsnog geheel wordt ondergaan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. A.L. Frenkel,
in bijzijn van de griffier mr. C.M.A. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 mei 2019.
Mr. M.J.J. van den Honert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.