Overwegingen
1. De auto van belanghebbende staat op 30 november 2017 rond 12.39 uur, zo blijkt uit een controle, op een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats in [Z] aan de [Y] ter hoogte van nummer […] . Naar aanleiding van de ten tijde van de controle gedane bevinding dat niet blijkt dat parkeerbelasting is voldaan (geen parkeervergunning en geen parkeerkaartje), is belanghebbende een naheffingsaanslag van € 62,70 (€ 1,70 belasting en € 61 kosten) opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 46 is geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 126 is geheven. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad in Den Haag ter zitting van het Hof van 5 april 2019. De heffingsambtenaar is verschenen. Van de kant van belanghebbende is niemand, ook niet de aangekondigde getuigen (zie punt 10), verschenen.
4. Uit het bezwaarschrift:
"Hierbij maak ik bezwaar tegen voormelde aanslag omdat ik goederen aan het lossen was. Ik heb de bekeurende mevrouw daar ook terstond op aangesproken en 2 getuigen kunnen dit beamen. (…)"
5. Uit de uitspraak op bezwaar:
"(…) Er is alleen sprake van onmiddellijk laden of lossen indien direct na het tot stilstand brengen van het voertuig, voortdurend goederen van enig gewicht of van enige omvang in- of uitgeladen worden, gedurende de tijd die daarvoor nodig is. De parkeercontroleur in kwestie heeft echter geconstateerd dat er geen sprake was van onmiddellijk laden en lossen van goederen. Volgens de wet parkeert u dan en is parkeerbelasting verschuldigd. (…) In het kader van de behandeling van uw bezwaar is een aanvullend ambtsverslag aan de desbetreffende controleur opgevraagd. Deze heeft schriftelijk verklaard dat nadat zij de naheffingsaanslag had opgelegd, de bestuurder van het voertuig kwam aanlopen. De bestuurder vertelde dat hij aan het laden en lossen was. De controleur vertelde dat zij ruim 10 minuten geen activiteiten van laden en lossen heeft geconstateerd. (…)"
6. Met betrekking tot het parkeren van de auto verklaart de parkeercontroleur: "Ik (…) parkeercontroleur in dienst van de gemeente [Z] , afdeling parkeercontrole, tevens werkzaam als controlerend ambtenaar van de Gemeentelijke Belastingdienst en als zodanig belast met de uitvoering van de Verordening parkeerbelastingen, (…) standplaats [Z] , verklaar het volgende: Op donderdag, 30-11-2017, omstreeks 12.39 uur, bevond ik mij te voet en in uniform gekleed met parkeercontrole belast, op de openbare weg, de [Y] , ter hoogte van perceelnummer 63, in de gemeente [Z] . Ik controleerde toen daar een personenauto, merk Land Rover, kleur zwart, voorzien van het kenteken […] , welke geparkeerd stond in betaald parkeren. Na controle van [het] kenteken bleek dat dit voertuig geen parkeerrecht had. Tevens heb ik ook geen tekenen van onmiddellijk laden of lossen geconstateerd. Ik heb ook niemand bij de dichtstbijzijnde parkeerautomaten zien staan. Vervolgens heb ik voor het betreffende voertuig een naheffingsaanslag opgelegd. Nadat ik een naheffingsaanslag had opgelegd kwam de bestuurder van dit voertuig naar mij toe en zei dat hij aan het laden en lossen was. Ik vertelde hem dat ik minimaal 10 minuten geen activiteiten had waargenomen. Vandaar de naheffingsaanslag. (…)"
7. Uit het beroepschrift:
"Hierbij ga ik in beroep tegen de beslissing van de gemeente. Ik heb doorlopend spullen van en naar de auto gebracht. De volgende twee getuigen kunnen dit beamen t.w. de heer [A] (…) [C] en de heer [B] (…) [Z] . Ik heb de bekeurende mevrouw daar ook terstond op aangesproken, echter tevergeefs. (…)"
8. De Rechtbank heeft overwogen:
"(…)
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2018. [De heffingsambtenaar] heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [D] . Namens [belanghebbende] is niemand verschenen. Op 22 mei 2018 omstreeks 17.00 uur heeft [belanghebbende] telefonisch aan een griffiemedewerker doorgegeven dat hij ziek is en dat hij verzoekt om uitstel van de zitting. Op 23 mei 2018 heeft de griffier om 09.28 en 09.38 uur tevergeefs [belanghebbende] gebeld op het in het beroepschrift vermelde 070-nummer om door te geven dat uitstel wordt verleend indien [belanghebbende] een doktersverklaring kan overleggen. Om 10.20 uur heeft de griffier tevergeefs gebeld op het in het beroepschrift vermelde 06-nummer en ingesproken dat alleen uitstel wordt verleend indien [belanghebbende] een doktersverklaring kan overleggen. De rechtbank heeft daarop geen reactie gekregen.
(…)
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of op het genoemde tijdstip sprake was van het onmiddellijk laden en lossen.
4. [ Belanghebbende] stelt - zakelijk weergegeven - dat hij doorlopend spullen van en naar zijn auto heeft gebracht. Twee getuigen kunnen dit beamen. [Belanghebbende] stelt dat hij tevergeefs de parkeercontroleur hierop heeft aangesproken.
5. [ De heffingsambtenaar] stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd omdat geen sprake was van het laden en lossen van goederen. [De heffingsambtenaar] verwijst naar de op ambtsbelofte opgemaakte verklaring van de parkeercontroleur. Deze heeft onder meer verklaard dat zij bij de controle van de auto en het nagaan of parkeerrecht was voldaan geen tekenen van onmiddellijk laden of lossen heeft geconstateerd en niemand bij de dichtstbijzijnde parkeerautomaat heeft zien staan. Nadat zij de naheffingsaanslag had opgelegd, kwam de bestuurder naar haar toe en zei dat hij aan het laden en lossen was. Zij heeft hem verteld dat zij minimaal 10 minuten geen activiteiten had waargenomen.
6. Volgens artikel 1, aanhef en onderdeel d, van de Verordening parkeerbelastingen 2008 van de gemeente Den Haag wordt, in overeenstemming met artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet, onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
7. Onder het onmiddellijk laden en lossen van goederen dient te worden begrepen het - onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht - bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (vgl. Hoge Raad 12 mei 1999, nr. 33 286, LJN: AA2760). De bewijslast dat in dit geval sprake was van onmiddellijk laden en lossen, rust op [belanghebbende].
8. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de parkeercontroleur. De stelling van [belanghebbende] dat hij aan het laden en lossen was, strookt hiermee niet en heeft hij niet verder met verklaringen van getuigen of anderszins onderbouwd. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
9. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."
9. Uit het hogerberoepschrift:
"Hierbij ga ik in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Ik heb doorlopend spullen van en naar de auto gebracht. De volgende twee getuigen kunnen dit beamen t.w. de heer [A] (…) [C] en de heer [B] (…) [Z] . Ik heb de bekeurende mevrouw daar ook terstond op aangesproken, echter tevergeefs.
10. Naar aanleiding van de brief van 5 maart 2019 waarbij belanghebbende is uitgenodigd op de zitting van het Hof van 5 april 2019 te verschijnen deelt belanghebbende bij aan de heffingsambtenaar op 25 maart 2019 doorgezonden brief van 21 maart 2019 mee:
"Hierbij laat ik weten dat ik de volgende twee getuigen mee zal brengen, de heer [A] uit [C] en de heer [B] uit [E] Een afschrift van deze brief stuur ik naar de directeur der Gemeentebelastingen. (…)"
11. In hoger beroep is in geschil, net als bij de Rechtbank, of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
12. De rond het parkeren van de auto beschikbare gegevens wijzen naar 's Hofs oordeel uit dat de Rechtbank op goede gronden begrijpelijk en juist heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, meer in het bijzonder dat de op de verschuldigdheid van parkeerbelasting geldende uitzondering waarop belanghebbende zich beroept niet van toepassing is. Belanghebbende heeft, ook in hoger beroep, niets aangevoerd of ingebracht dat een andere conclusie rechtvaardigt. Het gelijk is aan de zijde van de heffingsambtenaar.
13. Het hoger beroep is ongegrond.
14. Het Hof ziet geen reden een partij te veroordelen in de proceskosten.