Uitspraak
Société Global Eco Power,
2.Inleiding
Premier acompte reçu par [appellante] Décembre 2010.
Site de construction prêt pour inspection début Février 2011.
Site de construction prêt pour le début des travaux de fondation le 1er Mars.
[appellante] peut travailler sans retard causé par des autres parties (…)
[appellante] peut travailler sans restriction sur les heures de travail (…)
Mise à la terre de la serre exclus;
Le terrain doit être accessible pour des camions lourds, ainsi que pour les machines de montage et de vitrage.
Les raccordements et travaux électriques.
Les matériaux et les travaux non explicitement mentionnés dans le présent contrat.
Le nettoyage éventuel de la structure et la construction après montage.
Location de salles de pause, bureaux et dex toilettes pour les équipes.
“Nos condition générales sont applicables à toutes nos offres, accords et contrats.
Les conditions générales de vente ont été déposées auprès du Greffe du tribunal de l’arrondissement de la Haie le 16/01/1994, sous le no 27/1994. Elles sont disponibles sur simple demande.”
Tribunal de Commerce d’Aix en Provencebevoegd is op grond van de forumkeuze in de raamovereenkomst.
3.Beoordeling van het hoger beroep
grief IIvoert [appellante] onder meer aan dat de algemene voorwaarden 89/1994 (met daarin een forumkeuze voor de Nederlandse rechter) op de overeenkomst van toepassing zijn omdat GEP de algemene voorwaarden door middel van ondertekening van de overeenkomst heeft aanvaard. Op iedere pagina van de overeenkomst stond een verwijzing naar deze algemene voorwaarden. [appellante] stelt verder dat [bv 2] de algemene voorwaarden (naar het hof begrijpt:) in ieder geval bij een eerdere versie van de overeenkomst aan GEP heeft toegezonden. GEP heeft nooit bezwaar gemaakt tegen de toepasselijkheid van deze voorwaarden, aldus [appellante]. [appellante] biedt van een en ander bewijs aan.
Het hof acht het inderdaad van belang dat GEP, blijkens de raamovereenkomst, geen onderdeel uitmaakt van de internationale kassenbouwersbranche, zodat zij niet zonder meer op de hoogte is van de gewoontes binnen die branche. GEP is immers gespecialiseerd in zonne-energie, meer in het bijzonder in de verwerving, de ontwikkeling, de constructie en de exploitatie van zonnecentrales op de grond en op daken. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat GEP bekend is of had moeten zijn met de door [appellante] gestelde gewoonte. [appellante] biedt op dit punt ook geen bewijs aan. Het beroep op art. 23 lid 1 sub c Brussel I Verordening faalt dus. Grief II faalt ook in zoverre.
Voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd worden of geleverd hadden moeten worden;
Voor de verstrekking van diensten, de plaats in de lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;
grief IIIbepleit [appellante] dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter kan worden gebaseerd op art. 5, aanhef en sub 1, onderdeel a, Brussel I Verordening; onderdeel b is volgens [appellante] niet toepasselijk. Volgens haar bestaat de overeenkomst uit twee onderdelen, namelijk (1) levering van in Nederland te vervaardigen kasonderdelen en (2) de montage van die onderdelen op de bouwlocatie in Frankrijk. Het vervaardigen van de te leveren kasonderdelen (in Nederland) vormt ongeveer 80% van de werkzaamheden; de montage van de onderdelen (in Frankrijk) slechts 20%, aldus [appellante]. Zij biedt daarvan bewijs aan. Het gaat dus om een overeenkomst die in overwegende mate in Nederland wordt uitgevoerd. De vervaardiging en levering van de kasonderdelen levert verreweg de grootste bijdrage aan de verwezenlijking van het einddoel van de overeenkomst, de levering van een Venlo-kas van Nederlandse makelij. Dat betekent dat de kenmerkende verbintenis van de overeenkomst een levering van zaken is en dit leidt – zo begrijpt het hof – tot de kwalificatie als koopovereenkomst van (uiteindelijk) onroerende zaken en tot toepasselijkheid van onderdeel (a). De plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt (betaling van een geldsom), is gelegen in Nederland, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is, aldus [appellante].