ECLI:NL:GHDHA:2019:854

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
22-003049-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van scheidsrechter na aanval door keeper tijdens voetbalwedstrijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, een scheidsrechter die op dat moment voor het eerst fungeerde tijdens een voetbaltoernooi, werd aangevallen door de keeper van het team. De keeper, genaamd [benadeelde partij], stormde op de verdachte af en greep hem bij zijn kraag. In een poging om zichzelf te verdedigen, bracht de verdachte zijn knie omhoog, wat resulteerde in ernstig letsel aan het gezicht van de keeper. De advocaat-generaal vorderde vrijspraak voor de verdachte, en het hof oordeelde dat het handelen van de verdachte moet worden gezien als een verdedigende reflex, voortkomend uit zijn kickboks-ervaring. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet, zowel in directe als voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de keeper. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003049-18
Parketnummer: 09-050752-18
Datum uitspraak: 27 maart 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 26 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortejaar] 1993,
[BRP-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 27 maart 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te 's-Gravenhage aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen en/of een scheve kaak, heeft toegebracht door het hoofd van die [benadeelde partij] naar beneden te duwen/houden/trekken en/of (met kracht) een zogenaamd "knietje" in/op/tegen diens gezicht te geven;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen het hoofd van die [benadeelde partij] naar beneden heeft geduwd/gehouden/getrokken en/of (met kracht) een zogenaamd "knietje" in/op/tegen diens gezicht gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft mishandeld door het hoofd van die [benadeelde partij] naar beneden te duwen/houden/trekken en/of (met kracht) een zogenaamd "knietje" in/op/tegen diens gezicht te geven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof stelt naar aanleiding van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
De verdachte, die op dat moment – voor hem voor het eerst - als scheidsrechter fungeerde op een mede door hem georganiseerd voetbaltoernooi, werd op enig moment aangevallen door [benadeelde partij], die als keeper deelnam aan de voetbalwedstrijd. Deze [benadeelde partij] kwam – kort nadat de verdachte een akkefietje had weten te sussen – vanaf het doelgebied afstormen op de verdachte, die zich op dat moment rond de middenstip bevond. [benadeelde partij] greep de verdachte vervolgens bij zijn kraag. Nadat de verdachte [benadeelde partij] had geprobeerd weg te duwen, maakte [benadeelde partij] een slaande beweging in de richting van het hoofd van de verdachte. In reactie daarop zette de verdachte zich ‘op slot’. Daarbij beschermde hij zijn hoofd met zijn armen en zijn lichaam door zijn linkerbeen omhoog te brengen. Daarbij heeft de knie van de verdachte het hoofd van [benadeelde partij] geraakt, met ernstig (aangezichts-)letsel tot gevolg. Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte jegens aangever [benadeelde partij] moet worden gezien als een verdedigende reflex die samenhangt met zijn kickboks- ervaring en dat niet onvoldoende wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte daarbij opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het mishandelen van [benadeelde partij], laat staan opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. M.C.R. Derkx,
mr. B.P. de Boer en mr. J.M. ten Voorde, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 maart 2019.
Mr. J.M. ten Voorde is buiten staat dit arrest te ondertekenen.