ECLI:NL:GHDHA:2019:852

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
22-003589-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor het kijken naar een voetbalwedstrijd op mobiele telefoon tijdens het autorijden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het niet voortdurend besteden van aandacht aan het verkeersbeeld tijdens het autorijden op de A13, terwijl hij op zijn mobiele telefoon naar een voetbalwedstrijd keek. De feiten vonden plaats op 3 maart 2016 in de gemeente Delft. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis van de eerste aanleg en een geldboete van € 350, subsidiair 7 dagen hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens het rijden op de A13 zijn aandacht niet bij het verkeer had, wat leidde tot gevaar en hinder voor andere weggebruikers. De verdachte had zijn mobiele telefoon bevestigd aan de voorruit en keek meermalen naar het scherm, wat resulteerde in het overschrijden van de rijlijn. Het hof oordeelde dat het kijken naar een voetbalwedstrijd tijdens het autorijden niet te vergelijken is met het gebruik van een navigatiesysteem, omdat het een continue afleiding met zich meebrengt.

Het hof heeft de eerdere vrijspraak vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 350, met de mogelijkheid van 7 dagen hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003589-17
Parketnummer: 96-183075-16
Datum uitspraak: 10 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 8 augustus 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1983,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 14 november 2018 en 27 maart 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 maart 2016, in de gemeente Delft, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A13, niet voortdurend zijn aandacht heeft besteed aan het verkeersbeeld en/of het besturen van zijn voertuig, waardoor hij op de kritieke momenten niet de vereiste handelingen zou kunnen verrichten, en/of slingerend op zijn rijstrook heeft gereden, althans meermalen, althans eenmaal, de rijlijn(en) van de rijstrook waarop hij reed heeft overschreden en/of een voetbalwedstrijd heeft gekeken op zijn mobiele telefoon, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 350,--, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij,opof omstreeks3 maart 2016,in de gemeente Delft, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A13, niet voortdurend zijn aandacht heeft besteed aan het verkeersbeeld en/ofhet besturen van zijn voertuig,waardoor hij op de kritieke momenten niet de vereiste handelingen zou kunnen verrichten, en/ofslingerend op zijn rijstrook heeft gereden,althans meermalen, althans eenmaal, de rijlijn(en) van de rijstrook waarop hij reed heeft overschredenen/ofeen voetbalwedstrijd heeft gekeken op
zijn mobiele telefoon, door welke gedraging(en)van verdachte gevaar op die wegwerd veroorzaakt, althanskon
worden veroorzaakt, en/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 stelt strafbaar een ieder die zich zodanig gedraagt dat gevaar of hinder op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt. De vraag die in onderhavige zaak dan ook dient te worden beantwoord is of kan worden bewezen dat de verdachte, als gevolg van zijn concrete gedragingen en in het licht van de omstandigheden van het geval, gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt of kon veroorzaken.
De verdachte heeft aangegeven dat hij zijn telefoon had bevestigd op een wijze waarop ook een navigatiesysteem kan worden bevestigd. Hij stelt voorts dat hij slechts naar de wedstrijd keek op momenten waarop hij in de file stond en stelt dat hij geen gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof het navolgende vast.
De verdachte bestuurde op 3 maart 2016 een personenauto, waarbij de verdachte tijdens het rijden op de A13 een voetbalwedstrijd aan het kijken was op zijn mobiele telefoon. De mobiele telefoon zat middels een zuignap aan de voorruit bevestigd. De telefoon hing in het gezichtsveld van de verdachte en de verdachte keek tijdens het rijden meermalen naar het scherm. De verdachte reed op de middelste rijbaan met een constante snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur. Andere verkeersdeelnemers moesten voor de verdachte uitwijken omdat hij de belijning van zijn rijbaan zowel links als rechts meermalen met ongeveer 10 centimeter overschreed.
De eerdergenoemde vraag dient naar het oordeel van het hof bevestigend te worden beantwoord. Het tijdens het besturen van een auto naar een voetbalwedstrijd kijken is naar het oordeel van het hof geenszins te vergelijken met het gebruik van een navigatiesysteem. Een bestuurder zal gedurende het autorijden normaal gesproken slechts enkele malen korte tijd naar het navigatiesysteem kijken om te controleren of hij de juiste route rijdt. Daarbij worden veelal instructies uitgesproken waardoor de bestuurder zijn aandacht zoveel mogelijk bij het verkeer kan houden. Het bekijken van een voetbalwedstrijd zorgt daarentegen voor een meer continue afleiding. Het hof merkt daarbij – ten overvloede - op dat de verdachte er door het op zijn mobiele telefoon afspelen van de voetbalwedstrijd blijk van heeft gegeven de wedstrijd te willen zien. De genoemde afleiding heeft tot gevolg gehad dat de aandacht van de verdachte moest worden verdeeld tussen het verkeer en de wedstrijd. Dat dat de verkeersveiligheid in gevaar heeft kunnen brengen en hinder voor andere weggebruikers heeft veroorzaakt blijkt uit de eerdergenoemde waarnemingen van de politie.
Door op de genoemde wijze aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte dan ook wel degelijk hinder op de weg veroorzaakt en kon ook gevaar op de weg op de weg worden veroorzaakt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft al rijdend in zijn auto op zijn mobiele telefoon een voetbalwedstrijd zitten kijken waardoor gevaar op de weg kon worden veroorzaakt en het verkeer op de weg werd gehinderd.
Daarmee heeft hij blijk gegeven van een miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 13 september 2016 onder CJIB nummer [x].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. M.C.R. Derkx,
mr. B.P. de Boer en mr. J.M. ten Voorde, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 april 2019.
Mr. J.M. ten Voorde is buiten staat dit arrest te ondertekenen.