Rolnummer: 22-000307-18
Parketnummers: 10-178812-17, 10-000629-18,
10-811037-17 (TUL) en 10-013871-17 (TUL)
Datum uitspraak: 10 april 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2018 en de van dat vonnis deel uit makende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1994,
[BRP-adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in de [P.I.].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
27 maart 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij dagvaarding onder parketnummer 10-178812-17 onder 4 en 5 laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het bij dagvaarding onder parketnummer 10-178812-17 onder 1, 2 en 3, alsmede ter zake van het bij dagvaarding onder parket-nummer 10-000629-18 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [opsporingsambtenaar 2], toegewezen tot een bedrag van € 461,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2017). Ook is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, [opsporingsambtenaar 2], opgelegd tot een bedrag van € 461,--.
Tevens is de benadeelde partij [aangeefster 3] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de door de politierechter in de rechtbank Den Haag bij vonnis van 11 mei 2017 onder parketnummer 10-013871-17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken.
Tevens is de door politierechter in de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 11 mei 2017 onder parketnummer 10-811037-17 bepaalde proeftijd verlengd met één jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster 3] is in hoger beroep niet meer aan de orde, aangezien de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd.
Aan de verdachte is bij voornoemde parketnummers en achtereenvolgens door het hof doorlopend genummerd ten laste gelegd dat:
1.
parketnummer 10-178812-17):
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2016 tot en met 24 januari 2016 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de supermarkt [supermarkt] heeft weggenomen een kluis met inhoud, zijnde een geldbedrag van 2895 Euro en/of een kassalade met inhoud, zijnde een geldbedrag van 314 Euro en/of een of meerdere tabaksbussen met inhoud en/of een of meerdere telefoonkaarten en/of een of meerdere (twee) blikjes energydrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/inklimming;
2. ( parketnummer 10-178812-17):
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (blauwe damesfiets, merk: Montego) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3. ( parketnummer 10-178812-17):
hij op of omstreeks 19 maart 2017 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (zwarte damesfiets), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4. ( parketnummer 10-178812-17):
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk: Sparta Farus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5. ( parketnummer 10-178812-17):
hij op of omstreeks 4 juli 2017 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk: Limit) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6. ( parketnummer 10-000629-18):
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Schiedam toen de aldaar dienstdoende [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2], beiden buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van vervoersbedrijf RET (gemeente Rotterdam) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zij/haar/hun bediening, door opzettelijk gewelddadig
- ( te trachten) zich in een andere richting te bewegen dan die waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem trachtte(n) te bewegen en/of
- ( te trachten) zich los te rukken/trekken uit de greep van die opsporingsambtena(a)r(en).
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 en 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring. Ook zal het hof de bewijsvoering aanpassen en een andere beslissing nemen ten aanzien van één van de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: