ECLI:NL:GHDHA:2019:841
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep na intrekking rechtsmiddel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, was niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, gezien de intrekking van het rechtsmiddel. Tijdens de behandeling van de zaak op 4 februari 2019 heeft het hof kennisgenomen van de akte intrekking rechtsmiddel, gedateerd op 1 april 2019, waarin de raadsman van de verdachte verklaarde dat het hoger beroep werd ingetrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven tegen het vonnis niet langer werden gehandhaafd en heeft geen redenen gezien voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Op basis van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in het openbaar.