ECLI:NL:GHDHA:2019:841

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
22-003267-18.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep na intrekking rechtsmiddel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, was niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, gezien de intrekking van het rechtsmiddel. Tijdens de behandeling van de zaak op 4 februari 2019 heeft het hof kennisgenomen van de akte intrekking rechtsmiddel, gedateerd op 1 april 2019, waarin de raadsman van de verdachte verklaarde dat het hoger beroep werd ingetrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven tegen het vonnis niet langer werden gehandhaafd en heeft geen redenen gezien voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Op basis van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003267-18
Parketnummer: 10-960148-16
Datum uitspraak: 1 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende in de extra beveiligde zittingszaal van de rechtbank Rotterdam te Rotterdam

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [PI].
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2019 gevorderd dat de niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Na hervatting van de behandeling van het hoger beroep ter terechtzitting van 4 februari 2019 heeft het hof kennis genomen van de akte intrekking rechtsmiddel d.d. 1 april 2019, inhoudende de mededeling van de raadsman van de verdachte, daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd, dat hij het ingestelde hoger beroep intrekt.
Het hof begrijpt hieruit dat de grieven tegen het vonnis niet langer worden gehandhaafd. Het hof ziet ook ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. H.C. Wiersinga en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 april 2019.