ECLI:NL:GHDHA:2019:840
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep na intrekking rechtsmiddel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, was niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, aangezien de raadsman op 1 april 2019 een akte van intrekking van het rechtsmiddel heeft ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven tegen het vonnis niet langer worden gehandhaafd en heeft geen redenen gezien voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Op basis van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in de extra beveiligde zittingszaal van de rechtbank Rotterdam.