Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 2 april 2019
Het verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Bestreden vonnis
Vordering appellant
Kern van het geschil
Grieven
Proceskosten
Beslissing
€ 1.212,- en aldus gespecificeerd:
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De man is op 25 september 2018 in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 3 september 2018, waarin hem een contact- en gebiedsverbod is opgelegd met betrekking tot zijn minderjarige dochter. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de man gedurende een jaar geen contact mag hebben met de vrouw en de minderjarige, en dat hij zich niet binnen een straal van 50 meter van de basisschool van de minderjarige mag ophouden. Bij overtreding van deze verboden verbeurt de man een dwangsom van € 100,- per dag, tot een maximum van € 10.000,-.
De man heeft in zijn memorie van grieven drie grieven geformuleerd tegen het bestreden vonnis. Hij is het niet eens met de opgelegde contact- en gebiedsverboden en de bijbehorende dwangsom. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat de man een bedreiging vormt voor de minderjarige, wat de ontzegging van omgang rechtvaardigt. Het hof heeft de grieven van de man gezamenlijk besproken en is van oordeel dat de voorzieningenrechter op goede gronden heeft beslist. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en oordeelt dat de opgelegde maatregelen passend zijn, gezien de omstandigheden en de eerdere confrontatie tussen de man, de vrouw en de minderjarige.
Het hof heeft de man ook veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 1.212,-. De uitspraak is gedaan op 2 april 2019.